Je zou van jongs af aan én je leven lang je hersenen moeten uitdagen. Alleen dan hollen concentratievermogen, geheugen en denkvermogen minder hard achteruit. Wetenschapsjournalist Diana de Veld praat erover met hoogleraar neuropsychologie Roy Kessels.
Tekst: Diana de Veld
Op een dag, als ik weer eens gedachteloos op mijn bureau zit te trommelen, denk ik: zal ik op drumles gaan? Ik ben al over de veertig, dus een topdrummer word ik vast niet meer. Maar leren drummen leek me altijd al erg leuk.
Een paar weken later zit ik met twee houten stokken in mijn handen onwennig achter een drumstel. Het allereerste begin is simpel. Tenminste, zo líjkt het. De uitleg van de leraar is helder en in theorie weet ik precies wat ik moet doen: het zijn tenslotte maar een paar handelingen en het ritme is heel overzichtelijk. Ik bespeel al wat instrumenten en noten lezen is geen probleem. Maar waarom doen mijn armen en benen dan niet braaf wat ik ze opdraag? Hoe frustrerend! Ik vervloek mijn voet die een pedaal indrukt terwijl ik met mijn arm een stok had willen laten slaan, en andersom.
Jezelf je leven lang uitdagen
Al snel blijkt dat ook hier doorzetten loont. Nu, bijna twee jaar later, gaat het stukken beter en speel ik zelfs verschillende jazzritmes. Het mooie is dat ik na elke nieuwe hindernis, na elk ritme dat ik onder de knie krijg, het gevoel heb dat er fysiek iets op gang is gebracht in mijn hersenen. Dat er nieuwe zenuwverbindingen bij zijn gekomen of zoiets. Ik ben ook echt geestelijk moe na het oefenen van een nieuw ritme. Draagt mijn besluit om op drumles te gaan er misschien aan bij dat ik geestelijk scherper word?
Misschien wel. In ieder geval kan ik ermee zorgen dat mijn cognitieve vaardigheden – dat zijn zaken als concentratievermogen, geheugen en denkvermogen – minder hard achteruit gaan. Want dat mentale uitdaging bijdraagt aan mentaal fit blijven, is overduidelijk bewezen, zegt prof. dr. Roy Kessels (Donders Instituut, Radboud Universiteit). Aan de andere kant: vlijtig kruiswoordpuzzels gaan maken als je oud bent en vergeetachtig wordt, heeft geen enkele zin, zegt hij. “Dan ben je al te laat. Je zou veel vroeger moeten beginnen met jezelf op verschillende manieren uitdagen. Eigenlijk vanaf je geboorte, je hele leven lang.”
Andere mensen stimuleren je brein
Door jezelf voortdurend uit te dagen, werk je aan je cognitieve reserves. Je stimuleert je brein om verbindingen te maken tussen hersendelen, en om flexibel te zijn. Mensen met meer cognitieve reserves herstellen daarom beter van hersenschade, bijvoorbeeld als ze een herseninfarct krijgen. Hun brein leert makkelijker om nieuwe verbindingen te maken, om omwegen te volgen en zo toch weer te kunnen functioneren.
Op je cognitieve reserves kun je lang teren – ook een reden waarom hoogopgeleiden gemiddeld later last krijgen van dementie. Maar hoogopgeleid zijn is absoluut geen vereiste om mentale uitdagingen te vinden. Je kunt die namelijk in allerlei activiteiten zoeken. In je werk of in je vrije tijd, door boeken te lezen, cursussen te volgen – een instrument leren bespelen of een cursus Italiaans doen bijvoorbeeld. Ook sociale activiteiten zijn heel stimulerend voor het brein. “Contact met andere mensen brengt je nieuwe ideeën en andere inzichten, zeker als je met andersoortige mensen optrekt. Bijvoorbeeld als je contact maakt met mensen met een andere cultuur”, vertelt Kessels.
En wat nu als je mentaal weinig uitdagend werk hebt, bijvoorbeeld achter de lopende band? Dat zijn toch heel wat uren per week waarin je niet wordt uitgedaagd. Ben je dan gedoemd om geestelijk af te stompen? “Geestdodend werk draagt op zich niet bij, maar als je daarnaast bijvoorbeeld allerlei boeken leest, theater maakt of in een bandje speelt, dan kun je op die manier jezelf toch uitdagen.” Creatief denken dus: hoe kan ik wat meer prikkeling in mijn leven krijgen?
Hersenvolume
Mentale uitdaging leidt niet alleen tot meer cognitieve reserve, maar ook tot meer zogenoemde breinreserve. Naar beide wordt momenteel volop wetenschappelijk onderzoek gericht. “De cognitie gaat over hoe goed je bepaalde taken – geheugentaken, planning, concentratietaken – uitvoert. Breinreserve gaat echt over de biologie van de hersenen, zoals je die met MRI-scans in beeld kunt brengen. Denk aan de structuur en het volume van de hersenen.” Volume!? “Ja, hersenvolume is een maat voor breinreserve. Het gaat niet om de grootte van je schedel – anders zouden met een groot hoofd automatisch meer breinreserve hebben – maar om hoe groot je hersenen zijn ten opzichte van je schedel. Onderzoek toont aan dat je met relatief meer breinreserve langer bestand blijft tegen hersenziekten zoals alzheimer.”
En hoe zit het met de invloed van je intelligentie? Hebben mensen met een hoger IQ ook automatisch meer cognitieve reserve? “Ja, als je een hoog IQ hebt, dan heb je daar enig voordeel mee. Je zult vanzelf beter scoren op de testen die bepalen hoeveel cognitieve reserve je hebt. Maar IQ is zeker niet het enige: het gaat ook om al die zaken die we net noemden, zoals sociaal actief zijn en cursussen volgen.” Of je persoonlijkheid van invloed is op hoeveel cognitieve reserve je opbouwt, durft de hoogleraar niet te zeggen. “Daar is niet zoveel over bekend, maar ik kan me voorstellen dat je er meer op uit gaat als je van nature nieuwsgierig en ondernemend bent. Aan de andere kan: ingetogen mensen zullen weer eerder met hun neus in de boeken zitten of zichzelf leren programmeren op de computer.”
Niveau opschroeven
Nog even over dat drummen. Als ik een ritme goed beheers, dan gaat het drummen vanzelf en wordt mijn hoofd er niet moe van. Ik vraag me af of het dan nog iets ‘doet’ in mijn hersenen. Zou je niet beter iets kunnen gaan doen waar je slecht in bent dan iets wat je makkelijk afgaat? “Ik zou de laatste zijn om te zeggen dat mensen hun talenten niet moeten ontwikkelen”, zegt Kessels. “En trouwens, ook als je bijvoorbeeld talent hebt voor pianospelen, dan heb je nog een lange weg te gaan voordat je het niveau hebt van een concertpianist. Afgezien daarvan is wel lang gedacht dat je telkens de grenzen van je kunnen moet opzoeken. We spreken dan van adaptieve taken: taken waarbij het niveau telkens wordt opgeschroefd als het makkelijk begint te worden.”
Boodschappenlijstje
Helaas blijkt het effect van steeds één bepaalde taak oefenen, zoals Wordfeud spelen of puzzels oplossen, toch beperkt tot de taak waarvoor je traint. Je wordt dáár steeds beter in, maar die vaardigheid sijpelt niet over naar andere gebieden. Hooguit naar taken die er veel op lijken. Van Wordfeud spelen ga je dus niet beter je boodschappen onthouden. “Maar”, troost Kessels, “wat is er mis met een boodschappenlijstje? Veel mensen vrezen dat hun geheugen achteruitgaat door lijstjes en een agenda, maar dat is nooit bewezen. Het is wél bewezen schadelijk voor je hersenen als je je afspraken vergeet en daardoor thuis blijft zitten, in een niet-stimulerende omgeving. En het is ook niet goed voor je brein als je voortaan iemand anders de boodschappen laat doen. Angst om dingen te vergeten geeft bovendien stress en onzekerheid, wat evenmin bevorderlijk is.” Een geruststellende boodschap, vind ik – ik begon me al zorgen te maken om mijn afhankelijkheid van to-do-lijstjes.
Wijsheid en expertise
Behalve een afwisselend, uitdagend leven leiden kun je nog meer doen om mentaal fit te blijven. Het allerbelangrijkste: veel bewegen en vooral niet te lang achter elkaar blijven zitten. Neuropsycholoog prof. Erik Scherder, bekend van tv, schreef er een heel boek over (‘Laat je hersenen niet zitten’). Ook gezond eten is van belang. Maar kun je je cognitieve achteruitgang ook helemaal stopzetten als je dat allemaal braaf doet? “Nee, dat helaas niet. Al vanaf je 25ste gaan je cognitieve vaardigheden achteruit”, weet Kessels. “Vooral het oplossen van problemen, het uitvoeren van twee taken tegelijk en de denksnelheid verminderen. Die achteruitgang is niet te stoppen, net zoals je niet kunt voorkomen dat je rimpels en grijs haar krijgt.”
Geen vrolijke boodschap. Maar gelukkig is er een troost: er zijn ook zaken waarin we wél vooruit gaan. Onze kennis over de wereld, onze wijsheid en expertise, nemen toe. “Daarom hebben we ook liever een minister-president van veertig dan eentje van negentien, terwijl die van negentien wél sneller kan denken.” Mooi meegenomen: alles wat je onderneemt en leert zal ook weer bijdragen aan die opgebouwde kennis. Het mes snijdt dus aan twee kanten. Nog een reden om het leven ten volle te proeven!
Muziek biedt het hele pakket
Bezig zijn met muziek is een heel rijke stimulans voor je hersenen. “Er zit zoveel in dat je brein uitdaagt “, vertelt klinisch neuropsycholoog dr. Rebecca Schaefer. Zij onderzoekt aan de Universiteit Leiden onder meer hoe muziek mensen kan helpen om te revalideren. Zo blijken Parkinsonpatiënten sneller, met grotere passen en vloeiender te gaan lopen op muziek met een beat. Maar muziek maken is goed voor iedereen. Alleen al ernaar luisteren of meezingen is gezond voor je hersenen. “Neem het ritme dat je hersenen moeten interpreteren – best een uitdaging! Of denk aan de emoties die muziek oproept, wat weer andere delen van je hersenen activeert. Muziek maakt je geheugen wakker doordat er herinneringen naar boven komen, en als je luistert naar de tekst ben je ook nog bezig met taal. Je moet je concentreren, je oren gebruiken en doordat je danst, muziek maakt of meebeweegt, zijn je hersenen druk bezig om je spieren aan te sturen. Vaak is muziek maken of luisteren ook nog iets wat je gezamenlijk doet. En sociaal bezig zijn is goed voor je hersenen.”
Doordat muziek zoveel delen van het brein aanspreekt, blijft informatie vaak beter hangen. Denk maar aan songteksten die je na tientallen jaren nog uit je hoofd weet. Van dat effect kan bij revalidatie-oefeningen goed gebruik worden gemaakt. Schaefer: “Verder komt bij het revalideren veel herhaling kijken. Dat vinden mensen vaak saai, maar herhaling is niet saai als het om muziek gaat! We maken oefeningen dus prettiger door ze te combineren met muziek.”
Mediteren helpt
Om goed na te kunnen denken is het hard nodig om je te concentreren. Met andere woorden: je moet je aandacht bewust op één zaak kunnen richten. Meditatie-oefeningen, waarbij je je aandacht heel bewust stuurt en je bijvoorbeeld concentreert op niets dan je eigen ademhaling, kunnen helpen om deze vaardigheid te versterken. Boeddhistische monniken blijken veel baat te hebben bij mediteren, wat je ook echt kunt zien aan hun hersenen. Ze kunnen het gedeelte van de hersenen dat zorgt voor dagdromen – en dus afgeleid raken – stilleggen. Ook mensen die veel minder vaak mediteren dan monniken kunnen al positieve effecten merken. Op hersenscans blijken deze mensen meer verbindingen te krijgen in gebieden die de aandacht sturen.
Gepubliceerd in Radar+, najaar 2019