‘We zagen een constante verhoogde angst onder kinderen en jongeren, ook na corona’

Hoe zijn (of waren) de coronamaatregelen voor jou? Deze open vraag beantwoordden duizenden kinderen op verschillende momenten tijdens en na de pandemie. Met subsidie van ZonMw konden psycholoog dr. Tinca Polderman (Amsterdam UMC) en haar collega’s hun antwoorden analyseren.

tekst: Diana de Veld

Op welke manier onderzoeken jullie het effect van de coronapandemie op de mentale gezondheid van kinderen?

‘Sinds 2020 verzamelen we data in 4 grote steekproeven: 2 uit de klinische praktijk, dus van kinderen met psychische problemen, en 2 uit de algemene populatie. Tot april 2023 vulden ouders en kinderen/jongeren van 8 tot 18 jaar elk half jaar vragenlijsten in over onderwerpen als angst, somberte, slaapproblemen en sociaal contact. De studie waar het nu om gaat maakte alleen gebruik van de data afkomstig van de algemene populatie en was eigenlijk een soort tussenstudie, met een looptijd van 9 maanden en een relatief kleine subsidie.’

Wat was de focus binnen deze ‘tussenstudie’?

‘De onderzoeker in dit project, Michiel Luijten, richtte zich op een open vraag in de vragenlijst: “Hoe zijn/waren de coronamaatregelen voor jou?” Dat leverde duizenden korte verhaaltjes op van kinderen, want elke meting deden er honderden tot duizenden kinderen mee. Hij gebruikte een techniek uit de sociale wetenschappen – structural topic modeling – om te analyseren wat er in al die teksten leefde. Het idee was om te laten zien dat je ook met kwalitatieve data op grote schaal iets kunt doen.’

Welke thema’s kwamen daaruit naar voren?

‘8 in totaal: veerkracht, stress door de lockdown, afstand houden en andere coronamaatregelen, weinig sociaal contact, verveling, toekomstperspectief, schoolsluitingen en het ontbreken van vieringen. Geen kind had het natuurlijk letterlijk over “veerkracht”, maar op basis van clusters van teksten gaven we die labels. Dat deden we in een team van 6 mensen met verschillende achtergronden – van communicatiewetenschapper tot psycholoog en methodoloog.’

Zaten er opvallende bevindingen tussen?

‘Ja, met name als we die thema’s koppelden aan de angstscore die kinderen ook invulden. Kinderen met een hogere angstscore bleken vaker negatief te schrijven over schoolsluitingen en thuiszitten. Opvallend genoeg zagen we bij hen juist weinig angst over hun toekomstperspectief. Dat vond ik onverwacht. Je zou denken: angstige kinderen piekeren veel over de toekomst, maar dat kwam niet uit de data.’

Zagen jullie veranderingen in de tijd, bijvoorbeeld of kinderen achteraf milder terugkeken op de lockdowns?

‘Die analyse hebben we niet kunnen doen – daarvoor waren er te weinig kinderen met meerdere meetmomenten én ingevulde open antwoorden. Wat we wel zagen, is dat de angst- en depressiescores in 2023 nog steeds verhoogd waren. Zelfs ná de pandemie, dus in april 2023, zaten die scores bijna weer op het niveau van het begin. Dat verraste ons wel. In april 2022 leek er even een daling, maar die trend zette helaas niet door. Hoe dit komt, weten we niet. Misschien hadden kinderen hooggespannen verwachtingen voor de periode ná de pandemie, maar viel dat in werkelijkheid tegen. Maar er zijn ook andere verklaringen denkbaar.’

Binnen dit project keken jullie ook naar individuele trajecten. Wat kwam daaruit?

‘We hebben binnen ons cohort 5 angsttrajecten gevonden: kinderen die of altijd hoog of altijd laag scoorden, een groep die in het midden bleef, en 2 groepen met stijgende of dalende angst. Interessant, maar we konden die patronen niet goed verklaren op basis van achtergrondkenmerken. Leeftijd, geslacht, migratieachtergrond, sociaal-economische status – het maakte weinig verschil. Dat vonden we opvallend, ook omdat we dachten dat kinderen uit kwetsbare gezinnen het zwaarder zouden hebben.’

Is dat een geruststellende uitkomst?

‘In zekere zin wel: het is fijn dat kwetsbare groepen niet extra getroffen werden. We zagen wel dat tienermeisjes gemiddeld hoger scoorden op angst dan tienerjongens, maar dat zien we altijd al. Dat is dus geen specifiek pandemisch effect. Ook verlies van inkomen liet maar een klein effect zien. Dus waar je bij volwassenen vaak duidelijke sociaal-economische verschillen ziet, vonden wij dat bij kinderen en jongeren nauwelijks.’

Wat betekent dat voor beleid?

‘We zouden graag knoppen hebben waar we aan kunnen draaien – kwetsbare groepen vroegtijdig signaleren, gericht ingrijpen.  Maar onze data geven daar nu geen duidelijke richting in. Mogelijk zijn de effecten veel individueler of spelen factoren een rol die wij niet hebben meegenomen, zoals persoonlijke verlieservaringen of stress binnen het gezin. Daar willen we ons op richten in meer kwalitatief onderzoek.’

Wat gaat er nu gebeuren?

‘We hebben opnieuw subsidie verkregen van ZonMw en doen dit jaar een nieuwe meting, met gebruik van dezelfde vragenlijsten. De helft van het cohort is dan nieuw, de andere helft is 5 jaar ouder dan toen we begonnen. Daarnaast starten we focusgroepen met ouders en kinderen om beter te begrijpen wat er onderliggend speelde. We doen als onderdeel van deze nieuwe subsidie ook een studie naar de impact van teletherapie tijdens de pandemie, in de klinische populatie, maar dat staat hier redelijk los van.’

Zijn jullie doelstellingen met dit project behaald?

‘Zeker. We hebben 2 studies uitgevoerd. Eentje over de thema’s in kindreacties op de maatregelen, en eentje over angsttrajecten. Dat we weinig duidelijke verklarende factoren vonden, zegt ook iets – namelijk dat het misschien niet zo makkelijk voorspelbaar is wie extra kwetsbaar is. En dat maakt vervolgonderzoek des te belangrijker.’

Verschenen op ZonMw.nl, juni 2025