Waar blijven de bètameisjes?

Zelfs als ze wis- en natuurkunde makkelijk vinden op school, kiest nog steeds een minderheid van de vrouwen voor een technische vervolgopleiding. Vreemd, want met zo’n opleiding ligt de wereld voor je open. ‘Als kind wilde ik straaljagerpiloot worden.’

Tekst: Diana de Veld

Verschenen in Radar+ 2021-1

 

Jill Kottier (19), derdejaars student Medisch Beeldvormende en Radiotherapeutische Technieken

‘Ik wilde altijd al iets in de zorg gaan doen, liefst in het ziekenhuis. Toen ik nog op de havo zat werden daar een keer HBO-dagen georganiseerd. Er kwamen ook mensen langs van de opleiding Medisch Beeldvormende en Radiotherapeutische Technieken. Dat sprak mij meteen aan. Verpleegkunde had ook gekund, maar dan zit je wel erg dicht op de patiënten. Iets meer afstand past beter bij mij.
Het is wel echt een technische opleiding – nog technischer dan ik van tevoren had verwacht. Maar dat vind ik juist erg leuk! Voor mijzelf was dat best een verrassing, ook al had ik een Natuur- en Techniekprofiel. Ik wilde altijd al mensen helpen. Maar ik vind de natuurkundige aspecten dus ook heel interessant. Ik wil graag snappen hoe het allemaal werkt.
Bij mijn opleiding zijn de vrouwelijke studenten in de meerderheid, ook al is het een technische studie. Misschien denken jongens dat je er een soort verpleegkundige mee wordt – misschien verwachten zij ook niet dat het zo technisch is.
Binnenkort begin ik met mijn eerste stage in het ziekenhuis, dat lijkt ondanks de coronacrisis gelukkig door te kunnen gaan. Ik kijk er erg naar uit. Op dit moment denk ik dat ik het liefst in de radiotherapie wil gaan werken. Met bestraling kun je mensen namelijk echt genezen, bij beeldvormende technieken mis je dat. Daar draait het alleen om diagnostiek. Maar ik laat mijn keuze ook afhangen van hoe ik de stage vind.
Ik zou mijn studie zeker aanraden, mits je goed bent in exacte vakken. Het kan heel leuk zijn en er is erg veel vraag naar. Een deel van de studenten gaat tijdens het afstuderen al gedeeltelijk aan het werk, zo gewild zijn we.’

Kathy Vermeegen (47), servicemonteur CV en ventilatie

‘Ik heb 28 jaar lang als hoofdcaissière bij de Jumbo gewerkt voordat ik servicemonteur werd. Als kind wilde ik dolgraag naar de LTS, ik wilde automonteur worden. Maar toentertijd was de LTS nog echt iets voor jongens. Mijn ouders vonden het niet goed: dan zat ik daar als enig meisje. Dus ben ik naar de mavo gegaan. Ik had een bijbaantje bij de Jumbo en ben daar vervolgens gebleven.
Toen ik op mijn 44ste vertrok bij de Jumbo en nog vier maanden vakantie overhad, ben ik me gaan oriënteren op ander werk. Ik zocht uit in welke sectoren er mensen nodig waren. Dat bleken vooral de techniek en de zorg. Zorgen is niet echt mijn ding, ik dacht eerder aan elektricien of monteur. Via de tennisclub kwam ik in contact met de directeur van de Van Delft Groep, een totaalinstallateur. Hij had gehoord dat ik de techniek in wilde. “Ik zit op jou te wachten!” riep hij. Ik vroeg nog of hij dat wel zeker wist: ik was 44 en had geen technische ervaring. Maar ik mocht toch komen, hij zou het een half jaar met me proberen.
De eerste drie maanden liep ik elke dag met iemand mee en ik volgde cursussen. Inmiddels werk ik er alweer bijna 2,5 jaar. Ik rij rond in mijn eigen bedrijfsbus vol gereedschap om bij mensen thuis onderhoud en reparaties te verrichten aan cv-ketels en ventilatiesystemen. Het bevalt prima: ik werk graag met mijn handen en ben blij als de apparatuur weer helemaal schoon is en het doet. Fysiek zwaar is het niet, de onderdelen wegen maar weinig. Mensen zijn vaak wel verbaasd als er een vrouwelijke monteur voor de deur staat, maar ze reageren allemaal positief. Ze vinden het stoer. Ouderen vinden het daarnaast gezellig, ik maak denk ik wat sneller een praatje met ze dan een mannelijke monteur.
Binnen ons bedrijf ben ik de enige vrouwelijke monteur, maar dat maakt mij niet uit. Sowieso werk ik meestal alleen en verder vind ik mannen makkelijker in de omgang. De supermarkt is echt een vrouwenwereld en daar was altijd gedoe.’

Evelien van den Berg (25), docent wiskunde havo/vwo

‘Als puber riep ik eens dat ik nooit voor de klas wilde staan. En nee, wiskunde was niet mijn lievelingsvak: dat was namelijk geschiedenis. Wiskunde ging me makkelijk af maar was verder gewoon iets wat erbij hoorde. Kunstgeschiedenis vond ik wél leuk, net als talen. Ik ben een kunstzinnig typje. Mensen zijn dan ook vaak verbaasd als ze horen dat ik wiskundedocent ben. En ze roepen: “Oh, wiskunde – daar was ik zo slecht in!” Dan probeer ik ze uit te dagen, want ik denk juist dat iedereen het kan.
Na het vwo wist ik eerst niet goed wat ik wilde worden. Tijdens vrijwilligerswerk was gebleken dat ik goed ben in regelen en boekhouden, dus koos ik voor een studie bedrijfskunde in Rotterdam. Mijn vriendje woonde daar, dat speelde stiekem ook mee. Maar na drie weken ben ik al gestopt. De studie ging alleen maar over geld, het was niks voor mij.
Niet lang daarna was er een familiebijeenkomst waarop ook een nichtje van acht aanwezig was. Ik ben de hele middag met haar bezig geweest en vond dat hartstikke leuk. Kinderen zijn zo nieuwsgierig en geïnteresseerd! Misschien was het onderwijs toch iets voor mij? Ik besloot docent te worden. Op de middelbare school dan, want daar kun je wat meer de diepte in. Even overwoog ik nog om geschiedenis te gaan doceren, maar ik ben niet zo’n verhalenverteller. Het leek me leuker om wiskunde te doceren. Daar had ik ook het hoogste eindcijfer voor gehaald.
Tijdens mijn opleiding tot wiskundedocent ben ik het vak zelf steeds leuker gaan vinden, mede door enthousiaste docenten. Ik heb zelfs nog overwogen om wiskunde te gaan studeren aan de universiteit, puur uit liefde voor het vak. Maar ik heb het nu als docent ook erg naar mijn zin. Ik ben niet eens in de minderheid: van de tien wiskundedocenten op mijn school zijn er zes van het vrouwelijk geslacht.’

Nuria Llombart Juan (42), professor Elektrotechniek aan de TU Delft

‘Als hoogleraar doe ik onderzoek naar zogenoemde quasi-optische systemen. Die hebben veel verschillende toepassingen: van camerasystemen op luchthavens tot in de ruimtevaarttechnologie. Verder geef ik les aan studenten en begeleid jonge onderzoekers. Bij de vakken die ik doceer, is zo’n 5% van de studenten van het vrouwelijk geslacht. Dat was in mijn geboorteland Spanje wel anders: bij mijn studie waren er 20-30% vrouwen.
In Spanje is het veel normaler om als vrouw een technische studie te volgen dan in Nederland. Misschien komt dat doordat vrouwen er vaker voltijds werken, of doordat de werkeloosheid in Spanje hoog is. Met een technische opleiding heb je namelijk meer kans op een baan. Voor mij waren wis- en natuurkunde mijn lievelingsvakken. Het ging me makkelijk af en ik wilde graag iets bijdragen aan de maatschappij, dus de keuze om iets technisch te gaan studeren was niet moeilijk.
In de meeste andere landen zijn vrouwen in technische beroepen trouwens veel normaler dan hier. Bij mijn faculteit zijn vrouwelijke onderzoekers dan ook meestal afkomstig uit het buitenland. We zijn alsnog in de minderheid. Ik vind dat wel jammer: vrouwen kunnen dit werk even goed, maar zijn daarnaast meer gericht op samenwerking. Daar is de wetenschap alleen maar bij gebaat.
Dat ik een vrouw ben, heeft mijn loopbaan niet geremd. Ik heb twee dochters, maar mijn man en ik verdelen de zorg. Sinds ik professor ben en meer verantwoordelijkheden heb, doet hij nog meer. Of ik verder nadelen heb ondervonden doordat ik een van de weinige vrouwen ben? Ik focus liever op het positieve. Maar als ik toch iets moet noemen: soms word je als vrouw minder serieus genomen.’

Mascha Humphrys-Visser (49), ICT-ondersteuner bij het Rijk

‘Toen ik in de jaren negentig een soort halve MBO-opleiding technisch informatica volgde, was ik daar letterlijk de enige vrouw. Toch heb ik me er prima op mijn plek gevoeld. Het was best gezellig. Ook later heeft het me eigenlijk nooit gestoord dat ik een van de weinige vrouwen was. Mensen waren soms wel verbaasd. Ik had een tijd lang een baan waarbij ik basisscholen bezocht om ICT-problemen op te lossen. De school had dan contact gehad met de planner en gehoord dat Mascha Visser zou komen. Maar als ik dan voor de deur stond, bleek dat ze Marcel Visser hadden verwacht. Maar het is maar één keer gebeurd dat ze zich afvroegen of ik wel wist wat ik aan het doen was, dat ze minder vertrouwen in me hadden. Verder merk ik er weinig van.
Ik heb me nooit aangetrokken gevoeld tot typisch vrouwelijke beroepen, zoals werken in de zorg. Als kind wilde ik het liefst straaljagerpiloot worden. Werken met computers, puzzelen met techniek: dat vind ik leuk. Ik ben wel een beetje een nerd, al zie ik er niet zo uit. Voorheen werkte ik als senior systeembeheerder maar de laatste paar jaar zit ik meer in de ondersteuning. Ik merk dat dat me het beste bevalt: werken met mensen en hun technische problemen oplossen. Nu veel medewerkers door corona thuiswerken, is dat een extra uitdaging – maar ook extra hard nodig.
Mijn dochter is ook de ICT ingegaan: zij heeft medische informatiekunde gestudeerd. Maar haar kun je beter niet lastigvallen met een storing van de laptop. Dan roept ze: Ma!!!’