Meewerken aan een evacuatie-operatie, een fijne dag organiseren voor zieke kinderen, visnetten vol illegaal gevangen tonijn openknippen. Echte helden willen helemaal geen held genoemd worden. Maar ze zijn het wél.
Tekst: Diana de Veld
Laurens de Groot (40) is wildlife crime-specialist en ondernemer.
‘Op mijn negentiende ging ik bij de politie werken. Eerst op straat, later bij de milieurecherche. De natuur is mijn passie en boeven opsporen vond ik fantastisch, maar de resultaten waren mager: milieucriminelen kwamen vaak weg met lage straffen. Ik wilde méér doen. Toen ontdekte ik Sea Shepherd, een organisatie die met vrijwilligers in bootjes walvissen beschermt tegen stropers. Wauw! Ik raakte betrokken en zegde uiteindelijk mijn huis en baan op, waarna ik met mijn rugzak vertrok. Drie jaar lang voer ik op Antarctica, daarna knipte ik op de Middellandse Zee visnetten vol illegaal gevangen tonijn open en vervolgens maakte ik beeldopnames van het doodknuppelen van zeehondenbaby’s in Namibië. Daar kwam ik in aanraking met drones. Er kwam een eigen bedrijf in dronetechnologie uit voort. Tegenwoordig ben ik weer volledig bezig met natuurbescherming, onder andere via mijn bedrijf Smart Parks. We maken slimme en betaalbare sensortechnologie voor natuurbeschermers, bijvoorbeeld in Afrikaanse wildparken.
Ik zie mezelf graag als onderdeel van een groter geheel, niet als los stukje. Als ik de aarde beter kan maken voor alle levende wezens en voor de vele, vele miljarden mensen na mij, dan wil ik dat doen. De mensheid staat voor grote uitdagingen: afnemende biodiversiteit, klimaatverandering, pandemieën… Je kunt dan denken: ik leef gewoon mijn leven en wat er daarna gebeurt interesseert me niet. Maar ik zie mezelf veel liever als radertje dat wat kan betekenen voor toekomstige generaties.
Toen ik destijds mijn huis en baan opzegde, verklaarden vrienden me voor gek. Dat veranderde toen ik bedrijven oprichtte en prijzen kreeg voor mijn werk. Tegenwoordig leid ik best een normaal leven, met een huis en een gezin. Maar ik blijf óók een activist die de wereld wil verbeteren. Dat kán dus, je hoeft daarvoor geen dreadlocks te hebben en off the grid te wonen.
Veel mensen laten zich opslokken door de sores van elke dag. Hun jaren vliegen voorbij. Ik hoop dat ik mensen kan inspireren om eens tijd te nemen voor zichzelf. Vraag je eens af: wat ben ik als mens, en wat kan ik betekenen voor de wereld?’
Jerry Afriyie (39) is dichter en mensenrechtenactivist.
‘Ik kom uit Ghana maar woon sinds mijn elfde in Nederland. Als kind wilde ik vooral iets voor Ghana gaan betekenen, maar dat veranderde toen ik zag hoe zwarte jongeren in de Bijlmer, waar ik woonde, de handdoek in de ring gooiden al voordat ze überhaupt iets van hun leven hadden kunnen maken. Ze zagen geen rolmodellen om zich heen, voelden zich in Nederland niet gewenst en deden hun best niet. Die kinderen zagen alleen nog het etnisch profileren: een te laag schooladvies, geen kans op een stageplek. Ik wilde ze perspectief bieden, laten zien dat ze meer konden worden dan wat de maatschappij van ze verwacht. Sindsdien ben ik daar non-stop mee bezig. Via de Soul Rebel Movement die ik in 2011 oprichtte probeer ik jongeren te laten zien: het kan wél! Ook al is er tegenslag, jij kunt dingen veranderen. Dit is ook jouw land. Dat doen we vanuit de eigen kracht van de gemeenschap en ik zie dat het werkt. Dat houdt mij op de been.
Ik zet me ook in voor Kick Out Zwarte Piet, Black Lives Matter en de stichting Nederland Wordt Beter, waarvan ik medeoprichter ben. Wij streven naar een Sinterklaasfeest zonder racistische bijsmaak, willen meer educatie over het koloniale en slavernijverleden en een jaarlijkse nationale herdenkingsdag voor het slavernijverleden. Ik heb er vertrouwen in dat we die doelen in 2025 behaald hebben. Dan zal Nederland Wordt Beter zichzelf opheffen.
Vorig jaar kregen mijn gezin en ik doodsbedreigingen na de Black Lives Matter-demonstraties. Dat was vreselijk, maar het verandert niets aan wat ik doe. Als zwart persoon kan ik racisme niet ontwijken en ik weiger het bestaan ervan domweg te accepteren. Dus ga ik door, zodat in ieder geval mijn kinderen een betere plek in de maatschappij krijgen.
Als mensen mij bewonderen of complimenten geven, interpreteer ik dat altijd als steun voor onze beweging, niet voor mij als persoon. Ik neem daarom ook geen prijzen aan. In het verleden zijn soortgelijke bewegingen als de onze ten onder gegaan door ego’s of persoonlijk gewin. Dat zal ons niet gebeuren.’
Bram Heijnen (46) is intensivist-anesthesist bij St. Antonius Ziekenhuis, Nieuwegein.
‘Op onze IC gaat vrijwel elke dag iemand dood, ook zonder coronapandemie. Mensen vinden dat vaak heel heftig. “Ik zou dat niet kunnen!” roepen ze dan. Dat snap ik goed, want in het dagelijks leven kom je de dood niet vaak tegen. Maar voor mij en mijn collega’s is dit gewoon wat wij doen. Ik voelde me dan ook ongemakkelijk toen er tijdens de eerste golf geklapt werd voor de zorg. Ik ben geen held, ik neem gewoon mijn verantwoordelijkheid. Ik heb liever dat de maatschappij ervoor zorgt dat wij ons werk kunnen doen, dat er voldoende beschermingsmiddelen zijn, dat verpleegkundigen genoeg betaald krijgen. En natuurlijk verwacht ik dat anderen óók hun verantwoordelijkheid nemen; door zich aan de coronaregels te houden.
Ik ben arts geworden vanwege het contact met mensen en omdat ik graag nadenk over complexe problemen. Mijn werk is heel afwisselend: elke dag is volkomen anders, vol hoogte- en dieptepunten. Het kan emotioneel zwaar zijn, zorgverleners zijn nu eenmaal geen robots. Maar als mensen intens verdriet hebben, houd ik mezelf voor: “Dit gaat niet over mij”. Die afstand is nodig om dit werk goed te kunnen doen. Verder helpt het om emotionele gebeurtenissen na te bespreken met collega’s of met mijn vrouw. Zij werkt als internist op een COVID-19-afdeling.
Deze tweede golf is voor mij minder zwaar dan de eerste. Vorig jaar maart schoten de aantallen patiënten heel steil omhoog – op een bepaald moment lagen er bijna 40 COVID-19-patiënten op de IC. Nu gaat het veel gelijkmatiger én we zijn beter voorbereid. Daar staat tegenover dat de druk op de ziekenhuizen veel langer aanhoudt.
Ik hoop van harte dat er geen nieuwe piek komt. Mijn collega’s en ik willen absoluut niet in het zwartste scenario belanden: mensen moeten wegsturen omdat er geen capaciteit meer is. We kunnen heel veel en er zit altijd meer rek op dan je van tevoren zou denken. Maar het houdt wel een keer op.’
Harry Jonk (76) is vrijwilliger bij stichting Opkikker.
‘Veertig jaar lang werkte ik als salesmanager bij een papiergroothandel. Na mijn pensioen nam ik eerst een jaar rust: mijn vrouw en ik maakten een lange reis en ik stelde me in op de nieuwe situatie. Maar al snel begon het te kriebelen. Ik had nog zoveel energie: daar wilde ik wat mee doen! Eerst zette ik me in voor de Diabetesvereniging – ik heb zelf diabetes. Maar dat bestuurlijke werk gaf me te weinig bevrediging. Ik wilde anderen echt een plezier doen, mensen een steuntje in de rug geven. Toen kwam ik in contact met stichting Opkikker, die leuke activiteiten organiseert voor zieke kinderen en hun gezinnen. Dat kunnen kinderen met kanker zijn, maar ook kinderen met een chronische ziekte. Het sprak me aan; ik ga graag met kinderen om.
In de eerste jaren organiseerden we dagjes uit voor gezinnen. Samen met een collega-vrijwilliger zocht ik dan uit waar we een gezin een groot plezier mee konden doen. Daarna zorgden we dat die wens uitkwam. Met de bus naar een oefentraining van een grote voetbalclub, of een tocht met de paardenkoets. De politie en de brandweer werkten vaak mee, of KLM. We hebben ook regelmatig helikoptervluchten gemaakt. Het waren prachtige dagen, ook voor de broertjes en zusjes – die hebben vaak veel te lijden onder de situatie thuis.
Tegenwoordig pakken we het anders aan: we organiseren nu maandelijks een grote Opkikkerdag op een park van Center Parcs. Op die manier kunnen we veel meer gezinnen een topdag bezorgen, al kan dat door corona momenteel helaas niet doorgaan. Op de Opkikkerdag is werkelijk van alles te beleven: een kasteel, een kabouterhuis, een beautysalon, een theater, kookworkshops, fotoshoots … Er staan helikopters, sportauto’s en limousines, de politie en de brandweer helpen vaak mee, soms ook het leger. In de zomer liggen er speedboten. Elk gezin wordt begeleid door een vrijwilliger. We sluiten de dag af met een grote show en gezamenlijk eten, daarna wordt iedereen uitgezwaaid – een heel mooi moment. Ik vind het geweldig om bij te dragen aan deze dagen. Daarnaast coördineer ik ook de statiegeldactie waarmee we geld inzamelen voor de stichting. Vorig jaar werkten al 350 supermarkten mee, hopelijk dit jaar nog meer. Zo kunnen we nog meer betekenen voor deze gezinnen.’
Maarten van der Weijden is zwemmer. Met zijn foundation wil hij toekomstige kankerpatiënten helpen.
‘Als kind werd ik gestimuleerd om het uiterste uit mezelf te halen. Ik was in alles competitief, of het nou ging om rennen van lantaarnpaal naar lantaarnpaal of om baantjes zwemmen. Het wereldbeeld dat ik meekreeg was: je kunt alles bereiken, als je maar hard genoeg werkt.
In dat wereldbeeld kwam een enorme knauw toen ik op mijn negentiende leukemie kreeg. De wereld bleek niet maakbaar. Die ziekenhuisperiode heeft me erg veranderd. Ik heb mensen zien sterven, terwijl ik het zelf overleefde. Toen ik zeven jaar later olympisch zwemkampioen werd, kreeg ik opeens een stempel. Ik was een held, zeiden mensen, want ik had kanker overwonnen én olympisch goud bemachtigd. Voor mij was dat heel naar. Ik wist namelijk dat ik de meest luie patiënt ooit was geweest. Mijn ziekenhuismaatjes daarentegen, die keihard fitnesten en op de hometrainer zaten, leefden niet meer. Wie mij als held beschouwde, hield hen impliciet verantwoordelijk voor hun eigen sterven. Terwijl ze gewoon veel pech hadden.
Na mijn olympische medaille stopte ik heel abrupt met zwemmen. Ik wilde niet langer lijden onder mijn eigen prestatiedrang. Maar een paar jaar later kwam ik tot een ander besef: je best doen hóeft niet voort te komen uit onvrede; je kunt er ook gewoon plezier aan beleven.
Nog steeds doe ik graag mijn stinkende best, ook als ik niet zeker weet of iets gaat lukken. Ik ben niet bang om te falen en daarom durf ik grote doelen na te streven. Zoals de Elfstedenzwemtocht die ik zwom voor KWF Kankerbestrijding. Ik merkte dat ik niet zomaar kon vergeten wat me overkomen was. Ik vond het oneerlijk dat mijn ziekenhuismaatjes het niet overleefden, maar tegelijk was ik dankbaar dat ik nog wél leefde. Die dankbaarheid motiveert mij om iets terug te doen en toekomstige patiënten te helpen. Daarmee wordt de wereld hopelijk wat eerlijker.
Nog steeds word ik niet graag als held gezien: verering is geen goede voedingsbodem voor nieuwe doelen. Uiteindelijk moet iedereen zelf nadenken over wie hij is en wat hij wil, vind ik. Dus stoor je vooral niet te veel aan al die verschillende meningen over hoe jij je leven zou moeten leven. Jij bepaalt dat uiteindelijk zelf.’
Ray Klaassens (47) is oud-commando, partner bij Triangular Group en instructeur bij Kamp Van Koningsbrugge.
‘Mensen zijn vaak onder de indruk als ze horen wat ik zoal gedaan heb in mijn werkzame leven. Als commando bij Defensie werkte ik bijvoorbeeld mee aan evacuatie-operaties in Ivoorkust en Libanon en werd ik uitgezonden naar Afghanistan. Later heb ik bijzonder werk gedaan bij de inlichtingendienst. Sinds 2014 run ik samen met mijn compagnon een bedrijf waarmee we enerzijds klanten adviseren over de kansen en risico’s bij projecten in bijvoorbeeld het Midden-Oosten of Noord-Afrika en anderzijds trainingen verzorgen voor overheidsinstanties, waaronder de brandweer, de politie en defensie.
Ik heb veel nagedacht over waarom ik voor dit soort werk koos. Je zou kunnen denken dat het een zucht naar avontuur is, maar ik ben zeker geen thrillseeker. Het heeft uiteindelijk meer te maken met innerlijke onrust en de wil om me breed te ontwikkelen, zonder daarbij mijn identiteit te verliezen. Ik ben een jongen van de straat uit een Brabantse volkswijk. Terwijl mijn vriendjes naar de mavo gingen, mocht ik naar het vwo en werd toegelaten tot de Koninklijke Militaire Academie. Een heel andere omgevingen dan waar ik vandaan kwam. Om me staande te houden, ontwikkelde ik vechtlust én sociale flexibiliteit. Zou dat ook lukken in Saoedi-Arabië of Beiroet? Wat is daar de cultuur, hoe red je jezelf daar? Ik ben daar altijd heel nieuwsgierig naar geweest. Inmiddels ben ik net zo comfortabel bij de directie van Shell als in die volkswijk.
Soms gaat mijn drive ten koste van andere zaken. Mijn onrust moet gedempt worden en dat combineert niet altijd goed met een gezin of vriendschappen. De balans met mijn privéleven raakt dan wel eens zoek.
Ik vind mezelf niet supersterk of dapper, ik doe gewoon mijn werk. Sinds ik op tv kom merk ik dat ik ook iets ijdels heb. Ik ben er erg trots op dat de commando-gemeenschap mij als ambassadeur ziet. Dat is een groep mensen die ik zelf heel hoog heb staan, dus die erkenning doet me echt wel wat.’
Artikel verschenen in Radar+, april 2021