Steeds meer bijzienden – of toch niet?

Zo’n twaalf jaar geleden schreef ik voor KIJK en J/M voor ouders twee artikelen over bijziendheid. In KIJK heel uitgebreid, in J/M wat korter (want jonge ouders hebben geen tijd). De strekking van beide verhalen: steeds meer kinderen worden bijziend, en dat komt doordat ze te weinig buiten vertoeven en urenlang naar schermpjes zitten te turen. Daardoor groeien hun oogbollen te lang door. Die bijziende kinderen moeten vervolgens niet alleen een bril of contactlenzen dragen, maar als het echt uit de klauwen loopt hebben ze later óók nog eens meer kans om blind of slechtziend te worden. Met andere woorden: help, luid de alarmbellen!!!

Die boodschap heb ik sindsdien te pas en te onpas verkondigd. Op elke verjaardag, bij elk etentje, op letterlijk elke werkdag … nee, dat ook weer niet, maar vaker dan me achteraf bezien lief is. Ik vond het dan ook een heel boeiend fenomeen. (Vooral hoe ingenieus die lengtegroei van het oog geregeld is, lees meer onder het kopje Onscherp beeld in het KIJK-artikel).

Dus toen De Optometrist me dit jaar vroeg om een Noorse professor in de optometrie te interviewen over bijziendheid, riep ik direct en dolenthousiast: ja! En zo zat ik enkele weken later met haar te praten, in het Engels godzijdank, en gewoon via Teams. Het voelde overigens wel een beetje alsof ik in Noorwegen was, want via het raam van haar kantoor zag ik een besneeuwd landschap met een kerkje op een heuvel. Af en toe ploegden er warm aangeklede mensen voorbij.

Maar nu komt het: de Noorse hoogleraar vertelde me een heel ander verhaal! Bijziendheid (in medische terminologie: “myopie”) neemt in onze contreien helemaal niet toe, zei ze. Ja, in Azië wel, maar hier niet. Weten hoe het precies zit? Lees het op mijn website of bij De Optometrist.

PS ik hou voortaan mijn mond wel op verjaardagen