Een arts, ingenieur en een verpleegkundige specialist ontwikkelden samen een camerasysteem om patiënten continu te monitoren. Wat maakte hun hechte samenwerking tot een succes? ‘We hadden alle drie de drive om er echt iets van te maken, en dus om elkaar te leren begrijpen. Dat was essentieel.’
tekst: Diana de Veld
Patiënten op de intensive care liggen standaard aangesloten op apparatuur die onder meer bloeddruk, hartritme en ademhaling bewaakt. Dat is anders op verpleegafdelingen, waar het minder hard nodig is om patiënten continu te monitoren. Toch vindt 40 procent van de onverwachte overlijdens in ziekenhuizen dáár plaats. ‘Een verpleegkundige op de verpleegafdeling is verantwoordelijk voor tien tot twaalf patiënten’, vertelt arts-onderzoeker Iris Cramer (TU Eindhoven/Catharina Ziekenhuis). ‘De verpleegkundige meet drie keer per dag bloeddruk, hartslag en ademhaling en maakt rondes over de afdeling, maar ze kan niet alles in de gaten houden. ’s Nachts wil je een patiënt ook niet wakker maken voor metingen.’ Zo kan het gebeuren dat een verpleegkundige bij de ochtendronde een overleden patiënt aantreft.‘ Je had natuurlijk al eerder willen signaleren dat het niet goed ging met die patiënt, zodat je hem of haar naar de IC had kunnen brengen.’
Microblozen
Wat nu als een camerasysteem de patiënt continu in het oog houdt? Patiënten hoeven dan niet van plakkers en snoeren te worden voorzien: met slimme technologie kun je bijvoorbeeld de ademhalingsfrequentie afleiden uit de op en neer bewegende borstkas. De hartslagfrequentie is vast te stellen dankzij ‘microblozen’; het bijna onzichtbare van kleur verschieten bij elke hartslag. Het FORSEE-project ontwikkelde zo’n camerasysteem én testte het bij patiënten op verpleegafdelingen. Een succes, mede door de goede samenwerking binnen het driekoppige kernteam. Dat bestaat naast promovendus Cramer uit verpleegkundig specialist/onderzoeker Cindy Verstappen (Catharina Ziekenhuis) en technisch promovendus Rik van Esch (TU Eindhoven).
Kans op implementatie vergroten
Verstappen vormt de brug van onderzoekers naar eindgebruikers en patiënt. ‘Ik sta met één been in de zorg en één been in het onderzoek’, vertelt ze. ‘Ik werk al meer dan twintig jaar in het ziekenhuis en ken de cultuur. Binnen het FORSEE-project ben ik verantwoordelijk voor onder meer het in kaart brengen van wensen en zorgen van patiënten en zorgprofessionals, bijvoorbeeld via vragenlijsten en focusgroepen.’ Door iedereen van begin af aan mee te nemen, vergroot je de kans op implementatie, weet ze. ‘Zeker als je laat zien dat je ook echt iets dóet met de feedback. Zo voegden wij op verzoek van verpleegkundigen en patiënten een privacy-luikje toe aan, zodat zij de camera zelf kunnen afsluiten. En we zorgden dat het camerasysteem werd ingebouwd in het interieur, zodat het minder prominent aanwezig was en niet in de weg stond.’
Het was de eerste keer dat het Catharina Ziekenhuis met zo’n driehoek van arts, verpleegkundig specialist en ingenieur werkte, vertelt Verstappen. ‘Dat was even zoeken in het begin, maar door onze wekelijkse overleggen gingen we elkaar beter begrijpen. En gelukkig was er meteen al een klik.’ Verschillen waren er zeker ook. ‘Zo praten wij in de kliniek heel veel, Rik is wat rustiger’, zegt Verstappen. Cramer: ‘Maar wat we gemeen hadden was de drive om er echt iets van te maken, en dus om elkaar te leren begrijpen. Dat was essentieel.’
Beren op de weg
De onderzoekers leerden dan ook veel van elkaar. ‘In het begin had ik er moeite mee dat de technische onderzoekers overal beren op de weg zagen’, bekent Cramer. ‘Later begreep ik dat dat is hoe ingenieurs worden opgeleid: ze signaleren alle mogelijke problemen en bedenken daar oplossingen voor. Dus doordat Rik vooruit denkt, voorkomt hij dat wij clinici te kort door de bocht zijn.’ Andersom leerde Rik ook veel. ‘Een ingenieur die alleen op zijn werkkamer zit, is geneigd om eindeloos te knutselen aan fancy oplossingen die helemaal perfect zijn’, zegt hij. ‘Maar dat kost veel tijd en levert vaak niet op wat je had gehoopt. Eenmaal in de kliniek voldoet een product toch niet precies aan de wensen. Of misschien was dat “probleem” waarop jij je stortte wel helemaal niet zo relevant. Om frustraties aan beide kanten en onnodige vertraging te voorkomen, moet je telkens checken of je nog op één lijn zit.’
Naast de geplande overleggen – maandelijks met het hele projectteam en wekelijks met z’n drieën – was er ook tussendoor veel contact. Verstappen: ‘De lijnen waren kort, we vonden elkaar altijd wel tijdens een koffiemoment.’ Daarbij hielp het dat Rik steeds meer in het ziekenhuis verbleef. ‘De laatste paar jaar ben ik vrijwel constant hier. Ik kom vaak maanden niet op het TU-terrein’, vertelt hij. ‘Tijdens mijn afstudeerstage leerde ik al dat zorgprofessionals altijd druk zijn. Als je ze te pakken wilt krijgen, dan moet je in de buurt zijn als ze even tijd hebben.’
Open communicatie
De onderzoekers merken dat hun samenwerking inspireert. ‘We worden uitgenodigd voor presentaties over ons werkproces en krijgen enthousiaste reacties’, zegt Verstappen. Maar, waarschuwt Cramer: ‘Om zo’n samenwerking te laten slagen heb je wel bepaalde karaktertrekken nodig: graag samenwerken, elkaar dingen gunnen, geen haantjesgedrag.’ Daar sluit Verstappen zich bij aan. ‘Wij hebben het ook niet cadeau gekregen, maar met open communicatie, een proactieve houding en een beetje humor kom je heel ver.’
Beter implementeren dankzij veelzijdig kernteam
‘Als mensen met medisch inzicht en technisch inzicht samenwerken, levert dat niet alleen méér resultaten op, maar ook meer kans dat iets echt gaat werken en van waarde is voor de patiënt’, zegt Sveta Zinger, hoogleraar aan de TU Eindhoven, die samen met cardioloog Lukas Dekker (Catharina Ziekenhuis/TU Eindhoven) leiding geeft aan het FORSEE-project. ‘Bijzonder was dat de basistechnologie al ontwikkeld was in een lab. Maar er was nog nooit gemeten in een ziekenhuis, en dat is toch een heel andere situatie. Een echte patiënt zit bijvoorbeeld niet de hele dag netjes rechtop met twee lampjes op zich gericht.’
Een kernteam waaraan naast een arts en ingenieur ook een verpleegkundig specialist deelnam, was voor Zinger nieuw. Bij het in de kliniek brengen was de verpleegkundig specialist heel belangrijk: ‘Cindy bekeek hoe artsen, verpleegkundigen en patiënten de technologie ervaarden. Ze had daarbij ook aandacht voor bijvoorbeeld privacy, vertrouwen, comfortniveau en de logistiek van een extra apparaat in de patiëntenkamer. Een verpleegkundig specialist kan heel veel toevoegen. Misschien niet als je onderzoek doet naar een nieuw soort hersenscan, maar wel bij studies in de verpleegsetting – denk bijvoorbeeld aan zorgrobots.’
Zinger is heel tevreden over de opbrengsten van FORSEE. ‘We hebben meer gegevens verzameld dan ooit: er zijn in totaal rond de 150 patiënten geïncludeerd. Dat biedt een enorme rijkdom aan data, ook voor vervolgonderzoek.’ De hoogleraar beschikt op de TU over labs voor bewaking van vitale functies, vertelt ze. ‘Die zijn ook waardevol, maar echte ziekenhuisgegevens kun je op geen enkele manier simuleren. Het is dus fantastisch dat we dat nu bereikt hebben.’
FORSEE
Het FORSEE-project is onderdeel van de gezamenlijke open call Hart voor duurzame zorg van het Innovative Medical Devices Initiative (IMDI) en de Dutch Cardio Vascular Alliance (DCVA). Deze call was gericht op het ontwikkelen van medische technologie voor het eerder opsporen en beter behandelen van hart- en vaatziekten. Het onderzoek is gefinancierd door ZonMw, NWO en de Hartstichting. De drie financiers werken samen als partner van netwerkorganisatie Dutch CardioVascular Alliance (DCVA). Daarnaast wordt deze studie gefinancierd door het Catharina Onderzoeksfonds.
Consortium: Catharina Ziekenhuis, Fontys Hogescholen, e/MTIC, Philips, TU Eindhoven