‘Ontzettend veel mensen met een psychose roken: zo’n 60 procent. Daar deden we tot voor kort niets aan. Rookverslaving werd niet besproken, niet ontmoedigd en niet behandeld.’ Aan het woord is postdoc en psychiater in opleiding dr. Jentien Vermeulen. Zij ontvangt in mei de Ramaermedaille van de Commissie Wetenschappelijke Activiteiten (CWA) voor haar proefschrift Keep Quality in Mind, waarin zij de kwaliteit van zorg voor mensen met een psychose onderzoekt.
Tekst: Diana de Veld
‘Een psychose heeft veel impact op iemands leven en op zijn naasten’, vertelt Vermeulen. ‘Ik wilde weten: hoe kunnen we de zorg voor hen verbeteren?’ Een belangrijk punt bleek de omgang met roken. ‘Onder een steekproef van zo’n 300 opnames was er slechts aan één roker, op eigen verzoek, een nicotinepleister uitgedeeld om te stoppen met roken. Dat was het.’ Dit gebrek aan aandacht kan goed te maken hebben met de overtuiging van patiënten én behandelaars dat roken nu eenmaal hoort bij de psychiatrie, denkt Vermeulen. ‘Veel mensen geloven dat roken psychische klachten vermindert. Mijn onderzoek liet juist zien dat roken als “zelfmedicatie” totaal niet effectief is. In combinatie met de ernstige gezondheidsschade en hoge kosten van sigaretten is er dus alle reden om mensen te motiveren en te helpen met stoppen.’
Echte verandering
Vermeulen kwam in actie en implementeerde een stoppen-met-rokenbehandeling in het ziekenhuis, zowel voor opgenomen patiënten als voor medewerkers. ‘Daaruit bleek dat het voor patiënten veel moeilijker was om te stoppen met roken dan voor medewerkers’, vertelt ze. ‘Dat er rondom het ziekenhuis volop werd gerookt maakte het extra lastig. Zien roken, doet roken .’
Dit motiveerde haar om te lobbyen voor een rookvrij ziekenhuis, inclusief de terreinen daaromheen. Met succes. ‘Beide locaties van Amsterdam UMC zijn nu volledig rookvrij’, zegt Vermeulen trots. ‘Zo beschermen we niet alleen patiënten, bezoekers en medewerkers tegen rook, maar we stralen ook uit dat roken niet normaal is.’ Het is niet verplicht om te stoppen; om te roken moet men van het terrein af lopen. ‘Die sigaret is minder aantrekkelijk als je ervoor door de regen moet. En wie het er wel voor over heeft, krijgt in ieder geval wat meer lichaamsbeweging.’
Waarom roken er zoveel mensen met psychosegevoeligheid?
‘Ten eerste overlappen de genetische en omgevingsrisicofactoren voor verslaving en psychose ten dele’, antwoordt Vermeulen. ‘Verder zijn er aanwijzingen dat roken ook kan bijdragen aan ernstigere psychiatrische problemen. Wij onderzochten dat voor een bipolaire stoornis en zagen dat roken geassocieerd is met een hogere kans op het ontwikkelen van de aandoening, en andersom.’
Nog even over het stoppen. Is een ziekenhuisopname nou wel het beste moment?
‘Het biedt juist een goede gelegenheid. Behandelaars denken vaak dat een patiënt het op dat moment niet aan kan, maar het kan juist houvast geven. Zelfs als een stoppoging mislukt. Een patiënt die ik interviewde zei: “Ik ben er trots op dat ik in de moeilijkste periode toch een paar weken gestopt ben met roken. Dat geeft me vertrouwen dat ik het in stabielere fases ook kan.” Het is belangrijk dat patiënten weten dat een uitglijder erbij kan horen en dat er meerdere stoppogingen nodig zijn. Het is altijd de moeite waard om het opnieuw te proberen, want de kans wordt groter dat het de volgende keer wel lukt.’
Wat drijft Vermeulen om zich met dit onderwerp bezig te houden?
‘Roken leidt tot veel ziekte en sterfte, zeker bij deze groep mensen. Ze staken elkaar aan, letterlijk en figuurlijk. Het is heel inspirerend dat de gedachte “roken hoort nu eenmaal bij de psychiatrie” weerlegbaar blijkt. Het kost tijd en energie, maar je kúnt het veranderen. Nu is het doodnormaal dat er niet gerookt wordt op de afdelingen of in de tuin. En dat we roken bespreken, mensen motiveren om ermee te stoppen en hier hulp voor aanbieden. Dit geeft mij energie om er dagelijks met patiënten over te spreken en nog veel meer onderzoek te doen .’
De CWA roemt Vermeulens bijzonder veelzijdige proefschrift en de drie high impact papers die ze publiceerde, evenals de opbouw van haar vraagstellingen, met oog voor zowel patiënt en behandelaar als de organisatie van zorg. Ook prijst de CWA de vele onderzoeksmethodieken, de directe koppeling aan de praktijk en de heldere wijze waarop Vermeulen de boodschap overbrengt.