‘Onze samenwerking tussen oogartsen en optometristen is uniek’

Toen prof. dr. Saskia Imhof ooit in de Verenigde Staten vertelde hoe goed oogartsen en optometristen in ons land samenwerken, vielen ze daar van hun stoel van verbazing. Hoe het hier is geregeld, is blijkbaar iets om te koesteren. Daarvoor is het essentieel om elkaar op bestuurlijk niveau goed te blijven informeren en duidelijke onderlinge afspraken te maken.

tekst: Diana de Veld

Patiëntenzorg, onderzoek, opleiding en bestuur: oogarts prof. dr. Saskia Imhof, die eind januari haar afscheidsrede uitsprak, is van alle markten thuis. ‘Het is dan ook lastig om één hoogtepunt in mijn carrière aan te wijzen’, zegt ze. ‘In het begin lag mijn prioriteit bij het worden van een goede oogarts. Dat is altijd het belangrijkst gebleven, maar later streefde ik ook een academische carrière na en voltooide een promotieonderzoek. Het opleiden van anderen heb ik van begin af aan graag gedaan. En na vele jaren ervaring op al die terreinen werd ik gevraagd voor bestuurlijke taken – ik was onder meer afdelingshoofd Oogheelkunde bij het UMC Utrecht en voorzitter van de Centrale Opleidingscommissie in Utrecht. Al die werkterreinen grijpen op elkaar in.’

Allerlei afslagen

Saskia ziet het professionele leven als een weg met allerlei afslagen. ‘Soms is zo’n afslag voor jou niet relevant, of hij komt niet op het goede moment. Een andere afslag spreekt je juist wel aan – en zo komt er weer iets nieuws op je pad.’ Daar komt soms wel wat lef bij kijken. Toen Saskia benaderd werd om voorzitter te worden van het Nederlands Oogheelkundig Genootschap (NOG), vond ze dat best een spannende stap. ‘Maar ik dacht ook: dit kan me heel veel brengen. Ik leer nieuwe mensen kennen en ga mezelf op een nieuw vlak ontwikkelen. En zo is het ook gegaan. Ik ben er onder meer trots op dat ik bij het NOG de oprichting van een wetenschapscommissie in gang heb gezet.’

Goede samenwerking

Saskia is eveneens trots op de goede samenwerking tussen oogartsen en optometristen in Nederland. ‘Wij zijn een van de weinige landen waar dat op rolletjes verloopt, eigenlijk al van oudsher’, vertelt ze. ‘Voor een internationale leergang verbleef ik eens in de Verenigde Staten en daar vielen ze van hun stoel toen ik vertelde hoe wij dat hier doen. Dat optometristen hier een heel goede plek hebben in onze praktijk en ook extramuraal. Zij kenden daar vooral veel wrijving en landjepik.’
Die goede samenwerking is mede te danken aan de goede band tussen het NOG en de OVN. ‘Het contact met de OVN was tijdens mijn bestuursperiode heel intensief. Het NOG heeft samen met de OVN en de Oogvereniging het document De Juiste Oogzorg op de Juiste Plek opgesteld, dat precies beschrijft wie wat doet, waar we elkaar nodig hebben en hoe we elkaar aanvullen. Daar horen ook gezamenlijk geformuleerde kwaliteitskaders bij om de zorg voor de patiënt te waarborgen. Met die nog steeds zeer goede samenwerking lopen we als land echt voorop, en dat sijpelt weer door naar de oogzorg als geheel.’

Goede afspraken

Het komt de patiëntenzorg ten goede. ‘Zo nemen de optometristen ons nu de hele refractiezorg uit handen, en dat is een heel goede ontwikkeling. Het is wel belangrijk om regionale afspraken te maken en vertrouwen in elkaar te hebben. Natuurlijk zijn er grenzen aan wat optometristen kunnen doen. Ook moeten we oppassen dat er geen overbodige zorg geleverd wordt. Dat kun je voorkomen met goede afspraken op bestuurlijk niveau.’ Voor de toekomst verwacht Saskia dat nog méér taken van oogarts naar optometrist zullen verschuiven. ‘Mede vanwege voortschrijdende technologische ontwikkelingen. Ik kan nu alleen nog niet inschatten welke taken dat zullen zijn.’

Opleiding van optometristen

Met name sinds de coronapandemie werkte Saskia intensief samen met de optometrie-opleiding aan de Hogeschool Utrecht (HU). Vanwege de coronamaatregelen konden studenten destijds geen stagelopen. Dat was de aanleiding voor het zogenoemde TeleTriage-project: optometriestudenten liepen op afstand stage door patiëntendossiers te bestuderen en patiënten te bellen over hun oogklachten, waarna ze onder begeleiding van een HU-docent een triagevoorstel formuleerden voor de oogarts. Dit hielp om de oplopende wachtlijsten te beperken. In september 2024 werd het TeleTriage-project vervangen door de LEERafdeling in het UMC Utrecht. Optometriestudenten zien daar patiënten met een oogaandoening die bijvoorbeeld komen voor nazorg na een oogoperatie of screening bij diabetes. Een fantastisch initiatief, vindt Saskia. ‘Het was voor ons even wennen, maar dit is echt een win-winsituatie. Studenten helpen ons bij de functieafdeling, dus met alle apparatuur en beeldvorming. Ze draaien een beetje hun eigen spreekuur en zien patiënten die al heel lang op een wachtlijst staan. Daarbij krijgen ze intensieve begeleiding van hun eigen docenten, dus de belasting voor oogartsen is beperkt. De studenten leren er ontzettend veel, ik hoor van hun begeleiders terug dat het niveau echt omhooggaat. Dat komt uiteindelijk natuurlijk weer ten goede aan de zorg.’
Ze hoopt dat een stage op de LEERafdeling optometriestudenten ook enthousiaster maakt over de intramurale zorg. ‘Het merendeel van de studenten kiest nu voor werk in een optiekzaak, misschien omdat ze daar een beter beeld bij hebben of omdat ze denken dat intramurale zorg ingewikkeld is. Maar bij onze LEERafdeling ontdekken studenten dat het juist heel leuk en uitdagend kan zijn om in een kliniek te werken.’

Duidelijke positie

Met de positie van optometristen is volgens Saskia in ons land niets mis, en ook de opleiding voldoet uitstekend. ‘De rol van optometristen is heel duidelijk. Ik merk ook aan studenten dat ze goed weten wat hun taken zijn. Ze gaan zeker niet over grenzen heen, ze zitten eerder nog wat aan de bescheiden kant.’ Als het gaat om de buitenwereld – om financiën of zorgverzekeraars – zijn de afspraken niet altijd zo helder. ‘Maar ik geloof dat dat vanzelf volgt als je maar inhoudelijk met elkaar consequent dezelfde weg blijft bewandelen; als je elkaar goed informeert en goede onderlinge afspraken maakt.’

Toekomst

Saskia mag dan met emeritaat zijn, haar werkzaamheden heeft ze nog niet volledig neergelegd. ‘Op dinsdag zit ik nog in het UMC Utrecht. Daar doe ik supervisie, begeleid ik promovendi en maak ik echo’s – mijn specialisme. Daarnaast heb ik nog wat bestuurlijke en toezichthoudende taken.’ Naast één wekelijkse oppasdag heeft ze nog geen nieuwe toekomstplannen ontwikkeld. ‘Ik moet eerst maar eens even landen, vind ik. Ik merk nu pas hoe druk ik het al die jaren heb gehad. Maar ik voel ook al wel: op een gegeven moment zoek ik weer wat uitdaging.’

Verschenen in De Optometrist, juni 2025