Natuurlijk discrimineren we niet (maar onbedoeld misschien wel)

Als verpleegkundige wil je je patiënten de beste zorg bieden – álle patiënten. Toch komt discriminatie op basis van etnische achtergrond en huidskleur nog veel voor. Hoe voorkom je dit?

Tekst: Diana de Veld

Mensen bliksemsnel indelen in groepen op grond van bepaalde kenmerken, oftewel hokjesdenken, zit ingebakken in het brein. Evolutionair gezien is dat logisch: het helpt ons de enorme stroom aan informatie te ordenen. Daarnaast blijken mensen zich sterker verbonden te voelen met mensen die op henzelf lijken, of het nu gaat om bijvoorbeeld huidskleur, religie of leeftijd.
De keerzijde van dat snelle hokjesdenken is helaas dat individuen te maken krijgen met onterechte vooroordelen en discriminatie. Niet af en toe, maar telkens weer, op allerlei levensdomeinen. ‘Werk, onderwijs, woningmarkt, kinderen, en dus ook in de zorg’, vertelt onderzoeker dr. Karen Hosper (Pharos). ‘Die herhaaldelijke ervaringen zorgen voor een hoger stressniveau en dragen zo bij aan een slechtere gezondheid. Dat gaat om de fysieke gezondheid, bijvoorbeeld hart- en vaatziekten en diabetes, maar ook om de mentale gezondheid.’ Naast verhoogde stress leidt discriminatie ook tot kansenongelijkheid, waardoor bepaalde groepen eerder op achterstand raken. Dit heeft zijn weerslag op gezondheid.

Expliciete en impliciete discriminatie

Je kunt discriminatie onderverdelen in twee vormen: expliciet en impliciet. Expliciete discriminatie is heel duidelijk herkenbaar, bijvoorbeeld wanneer een zorgverlener over een patiënt met een migratieachtergrond zegt: ‘Die zal dat toch niet begrijpen, ik ga het niet eens uitleggen.’ Zo krijgt een patiënt geen optimale zorg. Het kan zelfs gebeuren dat patiënten onterecht niet worden doorverwezen, of een foute diagnose krijgen.
Impliciete discriminatie komt ook veel voor en kan soortgelijke gevolgen hebben. ‘Het kan dan gaan om onbewuste vooroordelen’, licht Hosper toe. ‘De zorgverlener heeft niet de intentie om te discrimineren, maar zal iemand toch anders aanspreken of behandelen. Een van onze respondenten vertelde bijvoorbeeld over zaalverpleegkundigen in het ziekenhuis die verbaasd reageerden toen ze vertelde dat ze ondernemer was, gestudeerd had en een vriend had. ‘Dat hadden ze allemaal niet verwacht. Al die vragen, die verbazing… Waarom?’ Deze respondent had net een zware operatie ondergaan. ‘Ik lag ziek op bed en kreeg toen allemaal niet-relevante, onbeleefde vragen. Niet over mij als patiënt, maar over mij als persoon, over mijn identiteit. Had ik deze vragen en reacties ook gekregen als ik een oudere witte man was? Ik denk inmiddels van niet.’

Verschil in bejegening

Expertisecentrum gezondheidsverschillen Pharos deed onderzoek naar ervaringen van patiënten die te maken kregen met discriminatie in de zorg.2 Respondenten vertellen dat zij zich niet gehoord en niet gewenst voelen. Dat valt hun nog eens extra op als (witte) zorggebruikers om hen heen vriendelijker en respectvoller bejegend worden. ‘Impliciete discriminatie blijkt de boventoon te voeren’, zegt Hosper. ‘Denk aan weinig respectvolle opmerkingen over iemands cultuur. Of iemand laag inschatten op basis van bepaalde kenmerken.’ Vaak is zulk gedrag niet slecht bedoeld. ‘Maar dat doet niets af aan de uitwerking ervan’, merkt Hosper op.

Coping

Mensen die te maken krijgen met discriminatie, gaan hier verschillend mee om. Eén copingstrategie is om vooroordelen te ontkrachten. Zo zegt een zorggebruiker die deelnam aan het Pharos-onderzoek: ‘Misschien dat ik onbewust laat zien dat ik hoogopgeleid ben, of heel goed Nederlands spreek, of dat ik heel aardig ben. […] Als je bepaalde woorden gebruikt, dan weten mensen dat je kennis van zaken hebt. Dan merk ik ook dat ze me anders behandelen, beter.’ Dit vechten tegen vooroordelen kost veel energie en is frustrerend.
Anderen gooien het bijltje erbij neer en worden passief. Er zijn zelfs mensen die de zorg gaan mijden vanwege ervaringen met discriminatie. Zij merken dat het hun zelfvertrouwen te veel ondermijnt en willen zichzelf daartegen beschermen.
Het helpt daarbij niet dat mensen bang zijn om negatieve vooroordelen te bevestigen. Zo vertelt een respondent over de angst om een stempel te krijgen: bij klachten gaat zij niet direct naar haar huisarts of specialist. Want stel dat die niets kan vinden, dan bevestigt dat het vooroordeel van de aanstellerige of veeleisende patiënt van kleur.

Drempels om te melden

Patiënten die met discriminatie te maken krijgen, komen lang niet altijd in actie. Vaak omdat zij afhankelijk zijn van zorgverleners en de relatie niet willen beschadigen. Maar patiënten zijn soms ook bang om het vooroordeel van de klagende patiënt te bevestigen door discriminatie te melden. Daarnaast twijfelen ze regelmatig of er wel écht sprake is van discriminatie. Beelden ze het zich niet in? Een deelnemer aan het ervaringsonderzoek van Pharos vertelde: ‘Mijn gevoel zegt wel dat ik gediscrimineerd ben, maar ik zoek ook naar de andere kant. Waarom kunnen mensen zo doen?’
Het vertrouwen van patiënten in zorgverleners is groot, discriminatie roept daarom ongeloof bij hen op . Patiënten zijn vaak eerder geneigd de oorzaak bij zichzelf te zoeken. In veel gevallen zijn ze ervan overtuigd dat een discriminerende zorgverlener het niet slecht bedoelt, ook al is de uitwerking pijnlijk. Dat maakt het moeilijker om er iets van te zeggen.

Luister met een open blik

In het Pharos-onderzoek noemen respondenten vaak één zorgverlener die voor hem of haar opkwam. Bijvoorbeeld een zorgverlener die met een open blik luistert naar de ervaringen van de patiënt en daar echt de tijd voor neemt. Of een verpleegkundige die bevestigt: ‘Nee, dit kan echt niet’, als iemand twijfelt of hij wel correct behandeld is in het ziekenhuis. ‘Een persoonsgerichte benadering is heel belangrijk’, zegt Hosper. ‘Verdiep je in de ervaringen van iemand zonder zelf te oordelen of in vooroordelen te schieten. Kijk wat jij voor iemand kunt betekenen. Daarmee maak je echt het verschil.’

 

Lagere zorgkwaliteit door witte blik
Discriminatie kan de kwaliteit van de zorg in gevaar brengen. Zo blijkt uit onderzoek dat patiënten met darmkanker met een Marokkaanse achtergrond minder vaak de juiste chemotherapie ontvangen dan patiënten zonder migratieachtergrond. En Amerikaanse studies laten zien dat patiënten uit etnische minderheidsgroepen vaak minder of pas in een later stadium pijnbestrijding krijgen dan andere patiënten. Ook kennisgebrek bij zorgverleners over de donkere huid kan ernstige gevolgen hebben. Zo blijken huidkanker, decubitus en andere aandoeningen bij patiënten met donkere huid slechter te worden herkend. Een deelnemer aan het Pharos-onderzoek vertelde bijvoorbeeld: ‘Ik heb veel bestralingen gehad. Mijn lichaam protesteerde nogal, ik was verbrand. Maar alle radiologen, het hele team eigenlijk, keken naar mij en schrokken. En die zeiden ook: ‘Misschien moet je stoppen met de behandeling.’ Tot ik later een Indonesische specialist kreeg en die zei: ‘Er is niets met jou aan de hand, dit is hoe donkere mensen verbranden.’
Karen Hosper: ‘Onderwijs, studieboeken, naslagwerken en richtlijnen, wetenschappelijk onderzoek: alles is gericht op witte mensen. Dat is een gevolg van institutionele discriminatie.’

6 tips om discriminatie tegen te gaan

1 Erken dat vooroordelen bestaan
Vooroordelen zijn onvermijdelijk. Iedereen heeft ze, ook als je zelf tot een minderheidsgroep behoort. Het is beter om deze natuurlijke neiging van het brein te erkennen en er rekening mee te houden dan om vol te houden dat dit fenomeen bij jou en je collega’s niet bestaat. Vergeet niet dat veel discriminatie impliciet is en daardoor minder snel herkenbaar voor degene die het gedrag vertoont.
2 Wees je bewust van je gedrag
Reflecteer op jezelf: hoe ga ik om met deze patiënt? Doe ik iets anders dan bij andere patiënten? Hoe zou wat ik zeg of doe op deze patiënt over kunnen komen? Alleen al door hier bewust mee bezig te zijn, kun je veel onbewuste discriminatie voorkomen. Realiseer je ook dat goedbedoelde opmerkingen net zo goed kunnen kwetsen of beledigen.
3 Bied ruimte aan de patiënt
De drempel om discriminatie te melden is voor patiënten hoog, mede omdat zij afhankelijk zijn van zorgverleners. Durft een patiënt het wél te bespreken, stel je dan open op en schiet niet in de weerstand (‘dit doen wij niet’). Probeer daadwerkelijk te luisteren en vraag door. Bespreek ook binnen je organisatie hoe jullie patiënten kunnen aanmoedigen om discriminatie te melden. Waar kan iemand terecht en wat gebeurt er vervolgens met de melding?
4 Inventariseer actief
Vraag aan alle nieuwe patiënten of zij ooit met discriminatie te maken hebben gehad. Bijvoorbeeld: ‘We weten dat mensen in Nederland te maken kunnen krijgen met discriminatie. Hebt u het gevoel dat u, in de zorg of daarbuiten, soms anders behandeld wordt vanwege uw achtergrond of om welke andere reden dan ook?’ Je kunt daar dan rekening mee houden en het maakt de weg vrij om er in het vervolgtraject open over te praten. Bovendien maakt het horen van ervaringsverhalen je sensitiever voor discriminatie.
5 Zorg voor een veilige cultuur
Het is belangrijk dat er binnen een organisatie een veilige sfeer is om discriminatie respectvol te benoemen en te bespreken. Het helpt om gezamenlijk te erkennen dat vooroordelen overal voorkomen, maar dat het tegelijk belangrijk is om er alert op te blijven. Elkaar aanspreken op gedrag is moeilijk, zelfs als je getuige bent. Je wilt je collega’s te vriend houden en vraagt je misschien af of hij of zij het echt zo bedoeld heeft. Spreek desondanks je twijfels uit, liefst op een rustig moment. Zeg eerlijk dat je je afvraagt hoe de patiënt bepaald gedrag ervaart.
6 Verbeter het beleid
Hoe gaat jouw organisatie om met discriminatie? Zijn er protocollen en richtlijnen, wordt het besproken, hanteert men een zero-tolerance-beleid? Is er genoeg diversiteit binnen het team? Maakt discriminatie deel uit van patiënttevredenheidsonderzoeken? Kun je scholing of training over discriminatie krijgen? Probeer te prikkelen tot verbetering van het beleid, zet het onderwerp op de agenda.