Meer ‘verlengde armen’ gewenst

Het takenpakket van de technisch oogheelkundig assistent (toa) breidde in de loop der jaren uit, waarmee het beroep zichzelf onmisbaar maakte. Hoewel er veel nieuwe studenten zijn, is er vooral buiten de randstad een tekort aan toa’s. Tegelijk kunnen toa’s soms geen stageplek vinden.

tekst: Diana de Veld

In 1971 startte de eerste opleiding tot technisch oogheelkundig assistent (toa), maar pas in de jaren tachtig kwam de toa echt in opmars. ‘Toen ik in 1985 begon als doktersassistente bij de afdeling Oogheelkunde van toen nog het AMC, werkte daar slechts één toa: Douwe Bakker’, vertelt gepensioneerd toa Ans Althoff. ‘Een poliverpleegkundige ging de toa-opleiding doen en al snel volgden anderen, onder wie ik. Uiteindelijk nam ik het praktijkopleiderschap over van Douwe.’

Groeiend takenpakket

Althoff beschouwt de toa als de ‘verlengde arm van de oogarts’. ‘De oogarts moest er even aan wennen, maar was al snel blij met de ondersteuning door toa’s’, herinnert Althoff zich. ‘De toa-onderzoeken moeten kwalitatief goed zijn, want de oogarts baseert er de diagnose en het behandelplan op. Na verloop van tijd deden we niet alleen een refractie-, gezichtsveld- en oogdrukmeting, maar voerden we ook alvast een OCT uit. Voor de patiënt heeft dit als voordeel dat één persoon alle metingen doet.’ In de loop der tijd is het takenpakket van toa’s dus gegroeid. Althoff ziet dat als een verrijking. ‘Mits je de tijd krijgt om alle metingen goed uit te voeren. Daarnaast zijn er voor toa’s in academische centra ook steeds meer mogelijkheden gekomen om wetenschappelijk onderzoek te doen. Bij het trialbureau van Amsterdam UMC lopen bijvoorbeeld studies naar de ziekte van Graves, naar maculadegeneratie en naar multifocale implantlenzen. Daarvoor moeten metingen zoals refractie, OCT, fundus autofluorescentie, perimetrie, microperimetrie, aslengtemeting en fundusfotografie wereldwijd op precies dezelfde manier worden uitgevoerd. Zowel het ziekenhuis, als de bij medicijnstudies betrokken apotheek, als de toa moeten daarvoor gecertificeerd zijn.’ Althoff heeft een nulurencontract en springt af en toe nog bij, met name voor research. ‘Ik heb het zelf altijd een ontzettend leuk vak gevonden, en nog steeds.’

Tekort aan toa’s

Ook toa Minne Stoelwinder (Isala) vindt zijn beroep nog steeds prachtig. ‘Naast mijn normale toa-werk ben ik praktijkbegeleider en onderhoud ik het contact met de Samenwerkingsorganisatie Beroepsonderwijs Bedrijfsleven. Daarnaast draai ik zelfstandig postoperatief spreekuur voor patiënten, onder supervisie van de oogarts.’ Stoelwinder is ook bestuurslid bij de NvTOA (Nederlandse Vereniging van Technisch Oogheelkundig Assistenten). ‘Eerder was ik daar negen jaar secretaris. In die rol was ik medeverantwoordelijk voor het kwalificatiedossier en de registratie daarvan bij de Kwaliteitsregistratie en Accreditatie van Beroepsbeoefenaren in de Zorg.’ Toa’s kunnen punten halen voor bij- en nascholing om hun registratie te behouden. Deze registratie is echter niet verplicht. ‘Maar veel toa’s vinden het zelf prettig om zich bevoegd bekwaam te voelen’, zegt Stoelwinder. ‘Ze kunnen ook congressen bijwonen of die zelf organiseren. We hopen toa’s op die manier geïnteresseerd te houden in hun vakgebied.’

Dat laatste is hard nodig om uitstroom te voorkomen, want zeker buiten de randstad is er een groot tekort aan toa’s. ‘Dat zal deels met de vergrijzing te maken hebben, maar ook met generatieverschillen’, denkt Stoelwinder. ‘Jongeren van nu blijven minder lang in een bepaald beroep hangen. Ze kiezen daarom eerder voor een vervolgopleiding of stappen helemaal het vak uit als ze niet genoeg uitdaging krijgen. Ook kiezen ze vaker voor een deeltijdbaan. Dus ondanks de hoge instroom bij de opleiding, blijf het tekort bestaan.’

Meer studenten

De instroom van nieuwe toa-studenten neemt nog steeds toe, bevestigt vakdocent Jenny van Tol van de DHTA (Dutch HealthTech Academy). ‘De afgelopen jaren zaten we voor alle leerjaren tezamen rond de 80 tot 85 studenten, dit jaar zijn het er meer dan 100.’ Die stijging is volgens Van Tol vooral te danken aan een nieuw toa-traject voor gediplomeerde opticiens, die de opleiding in anderhalf jaar mogen doen in plaats van twee jaar. ‘Ze krijgen vrijstelling voor een deel van de vakken, zoals optica en refractie, en hoeven daarvoor alleen de examens nog te doen. Meer dan de helft van onze eerstejaarsstudenten is nu opticien.’ Waarom willen zoveel opticiens toa worden? ‘We horen vaak dat het commerciële aspect van het opticienwerk niet bevalt’, antwoordt Van Tol. ‘Maar er zijn ook mensen die meer uitdaging en medische verdieping zoeken.’

De toa-opleiding duurt overigens officieel drie jaar. ‘Maar omdat heel veel studenten al een relevante vooropleiding hebben, zoals doktersassistent of medisch secretaresse, studeren de meesten in twee jaar af’, licht Van Tol toe. Een goede zaak, vindt Althoff. ‘Als je direct na de middelbare school de mbo-opleiding volgt, mis je een brede basis die in de praktijk goed van pas komt. En met een relevante vooropleiding gaat de opleiding je ook veel makkelijker af. Bied daarom doktersassistenten die werkzaam zijn in de oogheelkundige praktijk de opleiding tot toa aan, zou ik zeggen.’

Naast een tekort aan toa’s speelt er nog een ander tekort, namelijk aan stageplekken. ‘Ziekenhuizen willen wel heel graag toa’s in dienst nemen, maar hen opleiden kost tijd en geld. Er moet ook een praktijkopleider aangewezen worden’, verklaart Van Tol. ‘Niet elk ziekenhuis heeft daar ruimte voor.’ Vaak betalen ziekenhuizen zelf de opleiding. ‘Voor ziekenhuizen is dat aantrekkelijker omdat er dan meer zekerheid is dat de toa nog een paar jaar bij het ziekenhuis blijft werken. Vaak maken ziekenhuizen daar afspraken over met studenten.’

Onderwijsvernieuwing

Welke mogelijkheden zijn er nog meer om het tekort op te lossen, behalve het betrokken houden van toa’s? ‘De DHTA werkt hard aan toekomstbestendig onderwijs’, antwoordt Van Tol. ‘We kijken bijvoorbeeld wat een goede opleidingsroute is, in nauw overleg met het werkveld. Dat doen we via praktijkopleidersavonden, maar we willen ook weer een werkveldcommissie instellen. We willen flexibel onderwijs leveren dat aansluit op de wensen van verschillende soorten ziekenhuizen, bijvoorbeeld academisch, perifeer of zelfstandig behandelcentrum.’ Ook digitalisering vormt een onderdeel van de vernieuwing. ‘Tijdens de COVID-19-pandemie moesten we ineens overstappen van volledig fysiek onderwijs naar volledig online’, zegt Van Tol. ‘Nu hebben we een soort hybride vorm, met online en fysieke onderwijsdagen. Vooral studenten die ver moeten reizen zijn daar erg blij mee.’ Althoff benadrukt vooral het belang van goede begeleiding van toa-studenten. ‘We moeten voldoende in ze investeren, anders hollen ze straks hard weg en daar heeft niemand iets aan.’

Toekomstperspectieven

Binnen de oogheelkunde is, net als in veel andere vakgebieden, een taakverschuiving gaande. Niet alleen als gevolg van de juiste zorg op de juiste plek, ook door personeelstekorten. ‘Doktersassistenten nemen bij gebrek aan toa’s bepaalde onderzoeken over, zoals metingen van oogdruk, aslengte of gezichtsveld’, ziet Stoelwinder. ‘Tegelijk maakt de optometrist juist opmars in de optometrische centra, waarmee een deel van de ziekenhuiszorg verschuift naar de anderhalvelijnszorg. De optometrist neemt taken over van de oogarts, de physician assistant houdt zijn eigen spreekuur.’ Het risico is dat, juist mede door het huidige tekort, de toa op de langere termijn tussen wal en schip valt. Van Tol ziet dat anders. ‘Ik denk dat er zeker toekomst is voor de toa, al is het dan met een andere taakverdeling.’ Over één ding is iedereen het eens: op dit moment zijn er vooral méér toa’s nodig om de vraag naar oogheelkundige zorg aan te kunnen.

TOA-OPLEIDING IN EEN NOTENDOP

De Dutch HealthTech Academy (DHTA) verzorgt maatwerk. De toa-opleiding duurt oorspronkelijk drie jaar, maar met een aanvraag ondersteund door resultaten, motivatie, vooropleiding en werkervaring kunnen de meeste studenten de opleiding in twee jaar voltooien. Een schooljaar bestaat uit vier modules van elk tien weken (zie tabel). Gediplomeerde opticiens die kiezen voor vrijstelling van onderwijs voor optica en refractie starten in module 1.3.

Naast het lesprogramma voeren de studenten in de loop van de opleiding een aantal beroepspraktijkvorming (BPV)-opdrachten uit. De DHTA adviseert wanneer de studenten welke opdracht kunnen uitvoeren, zodat de koppeling met de lessen optimaal is. De benodigde tijd voor deze BPV-opdrachten hangt sterk af van de vooropleiding en werkervaring van de student. Bij een praktijkopleidersavond in het najaar van 2023 bleek dat zowel de toa in opleiding als de praktijkopleider hier gemiddeld een halve dag per week mee bezig is gedurende de hele opleiding. Daarnaast is de toa-student gemiddeld zes uur per week bezig met huiswerk en zelfstudie.

MODULE 1.1 MODULE 1.2 MODULE 1.3 MODULE 1.4
Voorschrift / Advies visueel hulpmiddel 1 Voorschrift / Advies visueel hulpmiddel 2 Basis en aanvullend onderzoek 1 Basis en aanvullend onderzoek 2
Basisoptica Vervolg optica Toaberoep algemeen en voorsegment Cornea, oogdruk en traanonderzoek
MODULE 2.1 MODULE 2.2 MODULE 2.3 MODULE 2.4
Basis en aanvullend onderzoek 3 Basis en aanvullend onderzoek 4 Keuzedelen Keuzedelen
Middensegment, kleine aanvullende onderzoeken en neuro-ophthalmologie Achtersegment en medicatie
Keuzedelen Keuzedelen

Verschenen in De Oogarts, mei 2024