Het multidisciplinaire netwerk Zicht op Buiten zet zich in om kinderen weer meer buiten te laten zijn, met name om te spelen. Dat is volgens arts maatschappij en gezondheid Vasanthi Iyer niet alleen goed om myopie te voorkomen of te remmen, maar ook voor onder andere de motorische, sociale en mentale ontwikkeling.
tekst: Diana de Veld
Kinderen zijn steeds vaker binnen. Zo blijken negenjarige kinderen uit het Rotterdamse onderzoek Generation R gemiddeld nog maar 1 uur per dag buiten te zijn – en dat is dan inclusief bijvoorbeeld fietsen naar school. Driehonderdduizend kinderen in Nederland spelen zelfs, om wat voor redenen dan ook, helemaal nooit buiten. Voor de ontwikkeling van het oog is dat slecht nieuws. Minimaal twee uur per dag buiten zijn beschermt tegen myopie, is wetenschappelijk aangetoond. En door (sterke) myopie te voorkomen, neemt de kans op blindheid of slechtziendheid op latere leeftijd enorm af. Daarnaast is buiten zijn om heel veel andere redenen gezond.
20-20-2-regel
Arts maatschappij en gezondheid (M+G) Vasanthi Iyer (instituutsopleider bij TNO) zet zich daarom vol vuur in om kinderen meer buiten te laten zijn. ‘Bij het Nederlands Centrum voor Jeugdgezondheid hield ik me al langer bezig met richtlijnen rond oogafwijkingen zoals amblyopie’, zegt Iyer. ‘In 2018 kwam ik in contact met oogarts prof. dr. Caroline Klaver van het Erasmus MC, die zich zorgen maakt om de toename van myopie. Toen Caroline me vertelde over een mogelijke preventieve rol voor jeugdartsen, hebben we dat item opgenomen in de richtlijn voor de jeugdgezondheidszorg.’
AJN Jeugdartsen Nederland, de wetenschappelijke beroepsvereniging van jeugdartsen, benoemde Iyer vervolgens tot AJN-ambassadeur Visus InZicht. ‘Ik greep die gelegenheid aan om een bestaande multidisciplinaire groep nieuw leven in te blazen en te hernoemen tot het netwerk Zicht op Buiten.’ Dit netwerk bestaat onder meer uit orthopeden, gedragspsychologen, bewegingswetenschappers en oogartsen. ‘Ons doel: meer aandacht krijgen voor de 20-20-2-regel. Die houdt in dat kinderen na 20 minuten dichtbij kijken steeds 20 seconden in de verte kijken, en dat ze minstens 2 uur per dag buiten zijn.’ Kinderen die veel dichtbij kijken én weinig buiten zijn, hebben een veel hoger risico om myopie te ontwikkelen dan kinderen die veel dichtbij kijken maar ook voldoende buiten spelen, zo is wetenschappelijk aangetoond.
Lichamelijke én mentale gezondheid
‘Het onderdeel ‘twee uur buiten zijn’ is wat alle leden van het netwerk bindt’, licht Iyer toe. ‘In het Tijdschrift voor Gezondheidswetenschappen publiceerden we het artikel Natuurlijk naar buiten! waarin alle voordelen van meer buiten zijn en met name buiten spelen staan opgesomd. Want het gaat niet alléén om myopie. Van alle kinderen heeft 13 procent overgewicht en 2 procent obesitas. Regelmatig lichamelijk actief zijn, zoals tijdens het buitenspelen, kan de BMI en vetmassa bij deze kinderen verlagen. Verder weten we dat de motorische fitheid van kinderen de afgelopen decennia is afgenomen. En we zien dat vaker terug bij kinderen die meer tijd binnen spenderen.’
Tij keren
Hoewel de trend van minder buiten zijn vooral maatschappelijk en cultureel bepaald lijkt, ziet Iyer zeker mogelijkheden om het tij te keren. ‘Daaraan kunnen oogprofessionals ook bijdragen’, meent ze. ‘Er is bij de Federatie Medisch Specialisten een richtlijn over progressieve myopie op kinderleeftijd in de maak, daar zijn wij ook bij betrokken. De richtlijn draait om primaire en secundaire preventie van myopie en de optometristen zullen daar in de toekomst vanzelf mee te maken krijgen.’
Maar tot die tijd kunnen individuele optometristen ook al veel doen. ‘Ten eerste door te zorgen dat je goed op de hoogte bent van de gevolgen van te weinig buiten zijn. Dat kan door aan te sluiten bij activiteiten georganiseerd door ons netwerk, maar ook door de Vérziend-podcast over myopie te beluisteren, gemaakt door optometrist Eef van der Worp. Op 4 september 2024 organiseren we een bijeenkomst bij het Nederlands Centrum voor Jeugdgezondheid voor visus-instructeurs van de JGZ-organisaties. Als er genoeg ruimte is, kunnen optometristen eventueel aansluiten. Houd onze website in de gaten voor actualiteiten.’
Bijdragen als optometrist
Ook het signaleren van veranderingen in de prevalentie van myopie kan een belangrijke taak zijn voor optometristen. ‘Bundel de cijfers en stel opvallende ontwikkelingen aan de kaak. De cijfers – over hoeveel kinderen een bril hebben bijvoorbeeld – zíjn wel ergens, maar ze worden niet centraal vastgelegd. Gewapend met zulke cijfers kun je aanhaken bij het beleid van jouw gemeente.’ En voor het individuele kind? ‘Je kunt het kind en de ouders vertellen dat bewezen is dat buiten zijn helpt om myopie te voorkomen of te remmen. Adviseer ouders bijvoorbeeld om zelf het goede voorbeeld te geven, om kinderen niet achter een scherm te laten eten, en – als ze dan toch achter een scherm gaan – om de voorkeur te geven aan tv boven telefoon of tablet, wegens de grotere kijkafstand.’ .
Rol van scholen
In hoeverre zijn scholen ook bezig met beleid gericht op buitenzijn? ‘Meerdere GGD ’s hebben een gezonde-schooladviseur’, antwoordt Iyer. ‘Ook in ons netwerk is de Gezonde School vertegenwoordigd. Dit programma helpt onderwijsprofessionals om allerlei aspecten van een gezonde leefstijl op school te bevorderen, dus ook buitenspelen. Scholen kunnen onder meer zorgen dat de pauze lang genoeg is om naar buiten te gaan, gymlessen buiten geven en ouders stimuleren om hun kinderen op de fiets – geen gesloten bakfiets! – naar school te brengen. Verder adviseert de overheid scholen om geen telefoons toe te staan in de klas. Vanaf september 2024 geldt dat advies ook voor de basisschool.’
Speeltuinen
Wat Iyer betreft mag de publieke gezondheidszorg nog veel meer doen om kinderen vaker te laten buitenspelen. ‘Het probleem is de financiering’, zegt ze. ‘Bij interventies in de curatieve zorg, denk aan geneesmiddelen, mag één quality-adjusted life year 80.000 euro kosten. Maar in de publieke gezondheidszorg, die vooral gericht is op preventie, mag zo’n QALY maar 20.000 euro kosten. Dat vind ik scheef. Maar we moeten er het beste van maken. Daar spelen ook gemeenten een rol bij, bijvoorbeeld door te zorgen voor veilige straten en meer speeltuinen. En dan liefst speeltuinen die kinderen echt leuk vinden. Kinderen blijken bijvoorbeeld meer te hechten aan veel groen, hangplekken en uitdagingen zoals klimmuren en kabelbanen dan aan wipkippen en glijbanen.’
Verschenen in De Optometrist, juni 2024