Door de jaren heen brengen jonge kinderen steeds meer tijd met digitale media door. Dit blijkt uit het Iene Miene Media-onderzoek, waarin Netwerk Mediawijsheid het mediagebruik in gezinnen met jonge kinderen monitort. Wetenschappelijk onderzoeker Anouk Tuijnman van Trimbos-instituut, betrokken bij het onderzoek uit 2023, licht de achtergronden en uitkomsten toe.
tekst: Diana de Veld
Wat houdt het Iene Miene Media-onderzoek in?
‘Het is een jaarlijkse peiling van het gebruik van digitale media door kinderen vanaf 9 maanden tot en met 6 jaar oud. Een panel, bestaande uit ruim 1000 representatieve Nederlandse ouders, vult via een panelbureau vragenlijsten in. Dit jaar vroegen we ouders onder meer wat voor types digitale media het kind op één specifieke dag gebruikt, of het kind daarbij zit, staat of beweegt, en of het kind samen met anderen gebruikmaakt van de media of alleen. De ouders rapporteren over slechts één kind, namelijk hun jongste kind onder de zes jaar oud. We richten ons overigens niet alleen op beeldschermgedrag, maar op alle digitale media, dus ook bijvoorbeeld muziek en podcasts.’
Hoeveel tijd spenderen deze jonge kinderen dagelijks aan digitale media?
‘Dit jaar was dat gemiddeld 100 minuten. We zien dat iets oudere kinderen meer tijd aan digitale media besteden dan de allerjongsten. Toch is ook een kwart van de 0- en 1-jarigen al minstens twee uur per dag bezig met digitale media. Onder de 2- en 3-jarigen is 20% daar zelfs meer dan drie uur per dag mee bezig. Het overgrote deel van deze tijd gaat op aan beeldschermgebruik, een kleiner deel aan andere digitale media.’
Hoe is het beeldschermgedrag van jonge kinderen in de loop der jaren veranderd?
‘We zien dat het gebruik van digitale media toeneemt, en dat tablets en telefoons de laatste jaren populairder zijn geworden. Tv kijken komt echter nog het meest voor bij jonge kinderen.’
Is dat hoge gebruik van digitale media zorgwekkend?
‘Volgens de WHO wel; die vindt dat kinderen tot twee jaar géén schermtijd moeten hebben en kinderen tot vijf jaar maximaal één uur per dag. Maar het WHO-advies is vooral gebaseerd op expert opinion. Er is nog weinig onderzoek beschikbaar voor deze leeftijd. De WHO gooit bovendien alle digitale media op een hoop. Bij het Trimbos-instituut kijken we niet zozeer naar de hoeveelheid schermtijd, maar naar een gezonde balans. Wat is wenselijk voor de lichamelijke, sociale en mentale gezondheid van een kind? Beweegt een kind genoeg, komt het genoeg buiten, zit het niet te lang, heeft het genoeg sociale interactie? Dat is belangrijker dan het totale aantal minuten op een beeldscherm.’
Wat is dan een gezonde balans?
‘Het kenniscentrum Sport & Bewegen geeft geen richtlijnen voor hoelang een kind per dag mag zitten, maar zegt wel dat kinderen niet langer dan 60 minuten achter elkaar mogen zitten. Nu zitten de meeste jonge kinderen nooit langer dan 40 minuten achter elkaar stil. Maar met de leeftijd neemt het stilzitten wel toe. Als kinderen eenmaal naar school gaan, dan zitten ze stil als ze lesjes krijgen of hun boterham eten. En op die leeftijd gaan ze thuis óók nog meer zitten, als ze naar beeldschermen kijken, maar ook bij andere activiteiten. Dat telt op. Het is dus belangrijk om voor afwisseling te zorgen: regelmatig tussendoor opstaan en bewegen.
Verder geldt het advies om kinderen minimaal drie uur per dag te laten bewegen. Buitenspelen is ideaal: als een kind buiten is, dan beweegt het vanzelf. Het is ook nog eens goed voor de ogen. Maar bewegen kan natuurlijk ook binnen en zelfs terwijl een kind gebruikmaakt van digitale media. Het makkelijkst gaat dat zonder beeld, denk aan dansen op muziek of meedoen met beweegspelletjes uit een podcast. Kies je toch voor een beeldscherm, dan blijkt de tv meer uit te nodigen tot bewegen dan een tablet of telefoon. Bijkomend voordeel is dat kijken op afstand waarschijnlijk beter is voor de ooggezondheid.’
Zouden optometristen het gebruik van beeldschermen actief moeten ontmoedigen, bijvoorbeeld bij kinderen die al op jonge leeftijd bijziend zijn?
‘Ik denk dat zoiets een goede aanleiding is om een gesprek te starten: hoe gebruikt het kind digitale media? Tegelijk moeten optometristen ervoor waken zich te veel met de opvoeding te bemoeien: dat is niet hun vakgebied en het wordt snel ongemakkelijk.
Het is vooral belangrijk om genuanceerd te kijken naar beeldschermgebruik. Digitale media kunnen kinderen ook wat opleveren, ze leren er bijvoorbeeld van. Bovendien zetten ouders digitale media altijd met een reden in. De meest genoemde reden: rust voor zichzelf of voor het kind. Denk aan een ouder die druk aan het koken is en zijn of haar kind een filmpje laat kijken. Ook vaak genoemde redenen zijn bijvoorbeeld plezier, of het kind iets laten leren. Maar in ieder geval zien ouders een reden. Je roep daarom weerstand op als je simpelweg zegt dat beeldschermgebruik slecht is. Dan verlies je die ouders meteen. Het is beter om te kijken naar kleine verbeteringen.’
Welke adviezen kan de optometrist dan geven?
‘De 20/20/2 regel is bekend: na 20 minuten dichtbij kijken steeds 20 seconden ver weg kijken, en minimaal 2 uur per dag buitenspelen. Naast deze regel kun je tips geven, bijvoorbeeld dat tv kijken beter is voor de ogen dan telefoon of tablet. En dat er ook muziek en podcasts zijn die specifiek bedoeld zijn om jonge kinderen te laten bewegen. Als je zo’n podcast opzet, kun je ook rustig koken en pikt je kind meteen wat beweging mee, plus het is beter voor de ogen. Op www.digitalebalans.nl staan meer tips.
Wat je misschien ook kunt meegeven aan ouders, is dat ze zelf een voorbeeldrol hebben. Als je heel veel op je telefoon zit, dan laat je niet zien wat een gezonde balans is. Het kan helpen om je kind uit te leggen waaróm je even op je mobiel zit, bijvoorbeeld om boodschappen te bestellen of voor je werk. Een andere oplossing is om pas na kinderbedtijd op je telefoon te gaan.’
Zou je kinderen idealiter niet tot in hun tienerjaren willen volgen om de gevolgen van beeldschermgedrag op langere termijn te kunnen onderzoeken, bijvoorbeeld voor hun ooggezondheid?
‘Zeker, maar dat kunnen we niet binnen dit onderzoek. Daarvoor zijn de studieopzet en het budget niet toereikend. Er lopen wel andere studies die de langetermijngevolgen van beeldschermgedrag meenemen, zoals de Digital Youth-studie van de Universiteit Utrecht en de Kandinsky-studie in Nijmegen. Maar daarin wordt de ooggezondheid niet gemeten. Het is daarnaast inherent lastig om de invloed van beeldschermgedrag op de gezondheid van een kind te bepalen. Er speelt ten slotte nog veel meer in het leven van een kind en je krijgt waarschijnlijk te maken met confounders.’