Retrospectief onderzoek met behulp van de Nederlandse Kankerregistratie toont aan dat patiënten die bij de eerste diagnose borstkanker al uitzaaiingen hebben, een langere overleving hebben dan patiënten die pas na de primaire behandeling metastasen ontwikkelen. De twee patiëntengroepen hebben ook verschillende kenmerken.
tekst: Diana de Veld
Je zou kunnen denken dat patiënten met uitgezaaide borstkanker veel op elkaar lijken, ongeacht of de afstandsmetastasen tegelijk met het ontdekken van de primaire tumor aan het licht komen, of pas (soms jaren) na behandeling van de primaire tumor. “Maar uit ons onderzoek blijkt dat het echt twee verschillende groepen zijn”, vertelt dr. Josanne de Maar, arts in opleiding tot internist in het Radboudumc. Voor haar promotieonderzoek, waar zij 26 januari jongstleden op promoveerde, vergeleek zij de kenmerken en overleving van 11.000 vrouwen met gemetastaseerde borstkanker uit de Nederlandse Kankerregistratie (NKR) van IKNL. Het ging om de periode 2008 tot 2018. “We zien dat zowel de patiëntkenmerken als de tumorkenmerken en de behandeling verschillen. Ook de overleving is anders.”
Gunstiger profiel
Een patiënt met de novo uitgezaaide borstkanker – dus al uitgezaaid op het moment van diagnose – is bijvoorbeeld vaker ouder dan 70 dan een patiënt met metachrone uitgezaaide borstkanker. “Ook gaat het bij de de novo groep vaker om een invasief lobulair carcinoom. In de de novo-groep zijn tumoren gemiddeld groter – vaker T3 of T4. De uitzaaiingen zitten vaker in de lymfeklieren en vaker alleen in de botten, en de tumoren zijn vaker HER2-positief.” Bij dat laatste plaatst De Maar nog wel een kanttekening. “HER2-positiviteit wordt vaak op de primaire tumor vastgesteld, het zou daarom kunnen dat de HER2-status van metachrone metastasen niet altijd goed bekend is.” Desondanks heeft de de novo groep een gunstiger profiel. “Deze patiënten leefden langer – mediaan bijna 35 maanden wanneer ze een systemische behandeling kregen – dan de metachrone groep, met mediaan ruim 24 maanden overleving. De novo-patiënten kregen ook vaker systemische therapie dan de metachrone groep in de gemetastaseerde setting.”
Agressievere tumor
Het ongunstigere profiel van metachrone gemetastaseerde borstkanker lijkt goed verklaarbaar, zegt De Maar. “Bij patiënten met metachrone metastasen is de primaire tumor al behandeld. Desondanks zijn er uitzaaiingen ontstaan. Dat wijst erop dat deze patiënten een agressievere tumor hebben, ook als we corrigeren voor bekende tumorkenmerken.” De onderzoeker denkt dat dit de belangrijkste verklaring is, maar verwacht dat er ook andere zaken meespelen. “Zo zou het kunnen dat de patiënten met metachrone uitzaaiingen in minder goede conditie zijn door bijwerkingen van de eerdere behandelingen”, oppert ze. “Dit kunnen we niet bewijzen, we hebben namelijk onvoldoende data over bijvoorbeeld performance-status en de exacte behandeling die mensen kregen. Het zou mooi zijn als die data ook verzameld worden, maar ik weet niet of dat ooit gaat gebeuren. Het kost namelijk veel tijd.” Een supplementaire analyse liet al wel zien dat patiënten met metachrone metastasen die geen systemische therapie hadden gehad bij de behandeling van de primaire tumor, in overleving níet verschilden van de de novo groep, wat er inderdaad op wijst dat uitzaaiingen ontwikkelen ondanks systemische therapie van de primaire tumor een ongunstig teken is. “Deze analyse draaide echter om veel kleinere groepen, dus dit levert geen hard bewijs.”
Dataset niet compleet
De Maar plaatst nog een voetnoot bij de publicatie: voor deze studie waren niet alle patiëntendata uit de periode 2008-2018 beschikbaar. “Voor de metachrone groep beschikten we namelijk alleen over data van patiënten bij wie in 2003, 2005, 2008 of 2012 een primaire borsttumor werd vastgesteld”, licht De Maar toe. “Het IKNL registreert in eerste instantie primaire tumoren. Het achterhalen of iemand later metastasen heeft gekregen is een extra handeling die op dit moment nog niet voor alle jaren is uitgevoerd. We hebben alsnog een groot aantal patienten verzameld met zowel lange als korte tijd tussen de primaire tumor en de metastasen en ik verwacht dan ook niet dat we iets anders zouden vinden als we wel over alle data beschikken.”
Klinische implicaties
De Maar hoopt dat haar bevindingen artsen kunnen helpen om de verwachting voor een specifieke patiënt nauwkeuriger in te schatten. “Je moet natuurlijk altijd naar het individu kijken, maar je kunt deze factoren wel meenemen bij je inschatting van de overleving”, voegt ze toe. Voor de behandeling ziet ze geen directe implicaties. “Wel zouden nieuwe studies een onderscheid kunnen maken tussen de twee groepen. Dan kun je het behandeleffect per groep beoordelen.”
Verschenen in MedNet Oncologie, april 2023