Effect coronamaatregelen bij patiënten met ernstige psychiatrische aandoeningen

‘Bij kinderen onder psychiatrische behandeling namen angst en depressie later toe dan in de normpopulatie’

De coronapandemie met bijbehorende maatregelen leidde tot meer angst en depressie onder de bevolking. Maar wat was de uitwerking van coronamaatregelen specifiek op mensen met een ernstige psychiatrische stoornis? Dat zoekt het project COFIT-Psy uit.

Tekst: Diana de Veld

Bij de komst van COVID-19 ging de meeste aandacht uit naar de ziekte zelf. In lijn hiermee startte in maart 2020 het CoviP-consortium. ‘Met als belangrijkste onderzoeksvraag: wat is het beloop van COVID-19 bij psychiatrisch patiënten? De onderzoekers startten hiervoor een casusregister’, vertelt dr. Janneke Zinkstok, psychiater bij Radboudumc en Karakter. Later kwam er ook meer aandacht voor de impact van de COVID-19-maatregelen. ‘Aansluitend op CoviP verstrekte ZonMw subsidie aan COFIT-Psy om die impact in kaart te brengen voor patiënten met ernstige psychiatrische aandoeningen, oftewel EPA.’ Hieronder vallen onder meer schizofrenie, bipolaire stoornis en ernstige persoonlijkheidsstoornissen. Onder de algemene bevolking is vrij veel onderzoek gedaan naar toename van angst, depressie en eenzaamheid, zegt Zinkstok. ‘Die namen duidelijk toe. Voor de EPA-groep is nog nauwelijks iets bekend, ook niet uit de literatuur.’ Begin 2023 ging het COFIT-Psy-onderzoek van start. ‘We maken gebruik van Routine Outcome Monitoring (ROM)-data van volwassenen met EPA van GGz Breburg en Altrecht’, zegt Zinkstok. ‘We vergelijken de gemeten uitkomsten in de twee jaar vóór de pandemie met die van 2020 en 2021. Voor de kinder- en jeugdpsychiatrie vonden we aansluiting bij het DREAMS-cohort. We kijken daarin naar de subgroep met EPA. Verder verrichten we ook kwalitatief onderzoek door patiënten te vragen naar hun ervaringen gedurende de pandemie.’

Mentale gezondheid meten

Onderzoeker en psycholoog dr. Tinca Polderman, werkzaam bij het Amsterdam UMC, is projectleider van het DREAMS-consortium. ‘Dat is een samenwerking van de academische kinder- en jeugdpsychiatrische instellingen Accare, Karakter, LUMC Curium en Levvel’, vertelt ze. ‘Samen hebben zij jaarlijks 25.000 kinderen en jeugdigen in behandeling. De meesten hebben autisme en/of ADHD, een substantieel deel lijdt aan angststoornissen. Verder zijn er kleinere groepen met bijvoorbeeld eetstoornissen, obsessief-compulsieve stoornis of trauma.’ Al in april 2020 stuurden de DREAMS-onderzoekers vragenlijsten uit om de mentale gezondheid te meten, zowel bij kinderen en jeugdigen als hun ouders. Daarnaast werden dezelfde vragenlijsten, via het Emma Kinderziekenhuis, ook voorgelegd aan een dwarsdoorsnede van de algemene bevolking. ‘We hebben ons onderzoek zes keer herhaald. In maart 2023 volgt nog één laatste meting.’

Psychische problemen

Uit de DREAMS-data blijkt dat de klinische groep zoals verwacht meer psychische problemen heeft dan de algemene bevolking. Polderman: ‘Wat ik opvallend vind is dat bij de algemene populatie met name de internaliserende problemen, oftewel angst en depressie, meteen omhoogschoten door de pandemie. Maar bij kinderen onder psychiatrische behandeling verliep dat veel langzamer. De stijging startte later en hield langer aan, zelfs tot in maart 2022. Bij de normpopulatie zijn de internaliserende problemen inmiddels verminderd, maar bij de klinische groep dus niet.’ Het DREAMS-consortium vond noch bij de klinische groep, noch bij de algemene bevolking een substantiële toename in externaliserende problemen.

Plafondeffect

Wat kan de langzamere stijging van internaliserende problemen bij de klinische populatie verklaren? ‘Speculerend: mogelijk trad er in eerste instantie een plafondeffect op bij kinderen onder behandeling. Met andere woorden: zij hadden al zoveel problemen dat corona weinig uitmaakte’, antwoordt Polderman. ‘Maar naarmate het langer duurde, kwamen de effecten misschien wél binnen.’ Zinkstok: ‘Een andere speculatieve verklaring is dat de draagkracht in de loop der tijd afneemt. Lockdowns vergroten de opvoedbelasting voor ouders, vooral als er psychiatrische problemen spelen. Dat kan ook weer effect hebben op het kind.’

DREAMS heeft de opvoedbelasting overigens wel gemeten, aldus Polderman. ‘Ouders beantwoordden onder meer vragen over de band met hun kind, hun eigen welbevinden en fysieke klachten. Er was nog geen menskracht om hiernaar te kijken. Dat gaat nu hopelijk binnen COFIT-Psy wel gebeuren.’

Wat verder opviel in de analyses is dat binnen de klinische groep meisjes op de middelbare school meer problemen rapporteerden dan jongens of meisjes op de basisschool. ‘Voor de normpopulatie gold dit niet’, zegt Polderman. ‘Eerst verklaarden we dit uit een sociale component die voor tienermeisjes extra belangrijk zou zijn, maar nu lijkt het ons waarschijnlijker dat die subgroep altijd al meer problematiek had.’

Mate van functioneren

Ook het COFIT-Psy-deelproject gericht op volwassenen met EPA zoomt in op verschillende groepen. ‘De diagnoses van patiënten bij GGZ Breburg en Altrecht lopen uiteen van psychosespectrumstoornissen en autisme tot verslaving en gedragsproblematiek’, zegt Zinkstok. ‘Als bepaalde groepen extra kwetsbaar blijken, kunnen we die in de toekomst misschien iets extra’s bieden. En stel dat een deel van de mensen weinig problemen ondervindt – wat is dan hun geheim?’ Ze sluit overigens niet uit dat de mate van functioneren daarin een grotere rol speelt dan de diagnose. De onderzoekers kijken ook naar factoren als het hebben van een partner en dagbesteding.

Contact met cliënten

Dr. Wilma Swildens is vanuit Altrecht hoofdonderzoeker voor COFIT-Psy. ‘Vanuit Altrecht zijn voor ander onderzoek al enquêtes verspreid onder 12.000 cliënten – niet alleen met EPA – over onze zorgverlening tijdens de pandemie. Ongeveer vijftien procent reageerde en daarvan was zestig procent redelijk tot geheel tevreden.’ Het lukte Altrecht grotendeels om met cliënten in contact te blijven, vaak via (beeld)bellen, vertelt ze. ‘Binnen COFIT-Psy willen we dit kwantificeren: wie kreeg welke vorm van zorg? De F-ACT-teams bijvoorbeeld hebben toch veel live doorgezet. We kunnen dit met administratieve data achterhalen en vervolgens koppelen aan de ROM-uitkomsten. Heeft de vorm en frequentie van de zorgcontacten effect gehad op de uitkomsten?’

Naast de genoemde analyses ontwikkelen de onderzoekers ook een hulpmiddel waarmee hulpverleners en EPA-patiënten in gesprek komen over verbetering van leefstijl. Zinkstok: ‘We willen een Samen-Beslistool ontwikkelen die mensen helpt om gezonder te leven, ook tijdens een lockdown. EPA-patiënten roken vaker, hebben door medicatie veel last van moeheid en overgewicht, hun levensverwachting is veel korter. We hopen dat deze tool mensen kan helpen, en niet alleen tijdens een pandemie.’ 

Maatwerk leveren
Wat de uitkomsten van COFIT-Psy ook zullen zijn: uiteindelijk moeten zorgverleners maatwerk leveren voor de patiënt, benadrukt Zinkstok. ‘Wij kunnen straks alleen aanbevelingen op groepsniveau doen. Als er nog een pandemie komt, dan moet je dus kijken wat voor die ene patiënt beter is: bellen, beeldbellen, of live contact?’ Polderman: ‘Vraag actief naar de samenhang tussen psychische klachten en de pandemie. Is je eetstoornis erger geworden toen je niet meer naar school mocht? Vind je het lastig dat de structuur weg is? Zo zorg je dat kinderen gehoord worden én krijg je meer inzicht in de oorzaken.’
Zinkstok: ‘Sommige mensen waren erg bang voor corona, dat wil je als behandelaar wel weten. Maar sommige autistische kinderen en psychosegevoelige volwassenen vonden de eerste maanden van de lockdown juist prettig. Een prikkelarme omgeving en het gevoel dat iedereen in hetzelfde schuitje zit. Anderen hadden juist moeite met het wegvallen van de dagstructuur.’ Swildens: ‘Voor sommige patiënten was het pijnlijk toen gesproken werd over “veilige bubbels” terwijl zij juist geen aansluiting bij zo’n bubbel vonden. De diversiteit aan effecten van een pandemie, kortom, is enorm en alleen te achterhalen op individueel niveau.’

Verschenen in De Psychiater, maart 2023