Een nieuwe behandeling moet ervoor zorgen dat patiënten met knieartrose pas later een knieprothese nodig hebben. Door het kniegewricht gedurende zes weken van elkaar te trekken, kan de knie deels herstellen. Onderzoekers van het UMC Utrecht werken met steun van ZonMw aan deze techniek, kniedistractie genaamd.
Tekst: Diana de Veld
Jaarlijks krijgen zo’n 25.000 Nederlanders een knieprothese. Meestal is dat vanwege knieartrose, oftewel: het kraakbeen in de knie verdwijnt. Dat resulteert in hevige kniepijn en bewegingsbeperking. ‘Niet iedereen komt in aanmerking voor een knieprothese’, vertelt medisch bioloog dr. Simon Mastbergen (UMC Utrecht). ‘Sommige mensen zijn nog te jong.’ Te jong!? ‘Ja, want een knieprothese gaat gemiddeld maar zo’n vijftien jaar mee. Daarna kun je hem vervangen, maar het plaatsen van een tweede knieprothese is veel lastiger en het resultaat valt vaak tegen. Een derde knieprothese is zelfs nog problematischer.’ Bij mensen jonger dan 65 jaar luidt het advies daarom om de operatie uit te stellen.
Herstel van kraakbeen
Voor deze groep is een nieuwe behandeling in ontwikkeling: kniedistractie. ‘We trekken de gewrichtsoppervlakken van de knie gedurende zes weken iets van elkaar, licht Mastbergen toe. ‘Een frame fixeert de botten zodat het kraakbeen én het onderliggende bot de kans krijgen om te herstellen.’ De resultaten zijn veelbelovend, blijkt uit onderzoek. ‘Helaas zijn niet alle patiënten ermee geholpen, maar een groot deel van de patiënten heeft jarenlang veel minder pijn en een verbeterde functie.’ Daarnaast wijzen röntgenfoto’s, MRI-scans en biomarkers in het bloed erop dat het kraakbeen (deels) herstelt. ‘Veel mensen denken dat kraakbeen niet kán herstellen, maar wij zien toch echt iets anders’, merkt Mastbergen op.
Vijf millimeter
Voor kniedistractie zet de chirurg een extern frame met acht botpennen vast: vier pennen in het bovenbeen en vier in het onderbeen. Na de operatie blijft de patiënt twee dagen in het ziekenhuis voor het stapsgewijs van elkaar trekken van het kniegewricht. Vijf millimeter is genoeg. Eenmaal thuis mag de patiënt lopen, al kan hij zijn knie niet buigen. ‘Na zes weken gaat de patiënt opnieuw onder narcose om het frame en de botpennen te verwijderen’, voegt Mastbergen toe.
Scharnieren
Samen met collega dr. Anne Karien Marijnissen, coördinator klinisch onderzoek bij de afdeling Reumatologie, verkreeg Mastbergen van ZonMw subsidie voor onderzoek naar kniedistractie. Marijnissen: ‘Aanvankelijk wilden we een scharnierend frame ontwikkelen, omdat daar bij enkeldistractie goede resultaten mee behaald waren. Helaas bleek het bij de knie niet goed te werken. Bij het buigen schoven de huid en spieren te pijnlijk langs de botpennen.’
Lichter frame
In overleg met ZonMw verlegden de onderzoekers hun focus. ‘Samen met ingenieurs, orthopeden en patiënten ontwikkelden we een star, maar lichter frame met minder uitsteeksels, specifiek voor kniedistractie’, zegt Mastbergen. ‘Dat is prettiger voor de patiënt: die kan zich bijvoorbeeld makkelijker aankleden en ligt beter in bed.’ ‘Het is ook eenvoudiger schoon te houden’, vult Marijnissen aan. ‘Daarnaast heeft het nieuwe frame minder schroeven en bouten, waardoor de orthopeed het makkelijker en sneller kan plaatsen.’
Nog geen vergoeding
De onderzoekers voeren nu een prospectieve studie uit naar het inmiddels CE-gemarkeerde frame. ‘We volgen 65 patiënten gedurende vijf jaar om te kijken of de resultaten vergelijkbaar zijn met die van het eerdere frame’, vertelt Mastbergen. ‘Bij onze tussentijdse analyses na één jaar zagen we in ieder geval gunstige uitkomsten.’ De onderzoekers hopen dat hun werk zal bijdragen aan implementatie van kniedistractie. ‘Op dit moment is er nog geen vergoeding. We kunnen en mogen kniedistractie dus alleen toepassen binnen studieverband.’
Voorkeur van de patiënt
Zorginstituut Nederland wil graag meer bewijs zien voordat het kniedistractie voor vergoeding in aanmerking komt. ‘Daarom starten we nu binnen het programma Veelbelovende zorg een onderzoek bij 1200 mensen onder de 65 jaar. De helft van hen krijgt een knieprothese, de andere helft kniedistractie.’ Dat randomiseren kan nog wel een uitdaging worden, verwacht Mastbergen. ‘Patiënten kunnen namelijk een voorkeur voor een bepaalde behandeling hebben. Zelfs bij iets lagere effectiviteit behouden mensen meestal liever hun eigen knie.’
En hoe zit het met de kosten? ‘De kosten voor kniedistractie zijn op dit moment vergelijkbaar met die van een eerste knieprothese. De echte winst zit hem daarom in het uit- of afstellen van een tweede knieprothese: die ingreep kost namelijk vier tot vijf keer zoveel.’
Snel beschikbaar?
Na eerdere scepsis staan orthopeden steeds vaker positief tegenover kniedistractie. Marijnissen: ‘Hoe meer bewijs er komt, hoe meer orthopeden overtuigd raken. Ze zien vooral voordelen voor de groep jonge patiënten met een goede stand van de knie.’ Niet iedereen blijkt op de hoogte van het aantal geplaatste knieprotheses bij patiënten onder de 65. Mastbergen: ‘In praktijk blijkt het om zo’n 30 tot 40% te gaan.’ Voor de onderzoekers extra reden om te hopen dat kniedistractie snel in de reguliere zorg beschikbaar komt. ‘Het is fijn dat ZonMw, samen met Reuma NL, vooroploopt om deze behandelmethode te steunen’, besluit Mastbergen.