De schildklier en het hart

Internist-endocrinoloog dr. Layal Chaker (Erasmus MC) ontving van NWO een Veni-subsidie, waarmee ze onderzoek gaat doen naar de complexe relatie tussen de schildklier en het hart. Daarbij heeft ze ook oog voor verschillen tussen mannen en vrouwen.

tekst: Diana de Veld

Dr. Layal Chaker zoomde tijdens haar promotieonderzoek al in op de relatie tussen de schildklier en (onder meer) het hart. ‘We weten dus al het een en ander’, vertelt ze. ‘Zo bleek uit de Rotterdam-populatiestudie dat met name een hogere schildklierfunctie ongunstig is als het gaat om hart- en vaatziekten. En dat terwijl in de literatuur met name een lagere schildklierfunctie als ongunstig bestempeld wordt. Maar veel is nog onduidelijk als het gaat om de complexe relatie tussen de organen’, benadrukt ze. ‘Met mijn Veni-subsidie hoop ik daar verbetering in aan te brengen door niet alleen naar de standaard schildklierfunctie-parameters te kijken, maar ook naar schildklierhormoonmetabolieten.’

Chakers onderzoek beslaat drie gebieden. ‘Ik ga uitzoeken hoe de schildklierwaardes en schildklierhormoonmetabolieten bij mensen met een acuut hartinfarct gerelateerd zijn aan de uiteindelijke uitkomsten, zoals een herhaald hartinfarct of overlijden. Daarna wil ik kijken of dezelfde relatie bestaat bij mensen die eerder hart- en vaatziekten hebben gehad, en ten slotte ook bij mensen zonder hart- en vaatziekten maar wel met een hoog risico, bijvoorbeeld door hoog cholesterol en roken.’ Bij al haar onderzoek zal ze kijken naar man-vrouw-verschillen. ‘Niet achteraf, zoals vaak gebeurt, maar van begin af aan. Er is nog heel weinig bekend over de invloed van man-vrouwverschillen op de relatie tussen schildklierhormonen en het hart, zeker bij mensen met een acuut hartinfarct. Niet alleen omdat vrouwen minder vaak een hartinfarct krijgen, maar ook omdat we tot voor kort niet over methoden beschikten om betrouwbaar schildkliermetabolieten in patiënten te meten.’

Niet alleen TSH en vrij T4

Tientallen jaren lag de focus vooral op TSH-waarden. ‘Omdat een hoog TSH geassocieerd is met componenten van het metabool syndroom, zoals hoog cholesterol, gingen we er altijd vanuit dat vooral TSH erg belangrijk was voor cardiovasculaire risico’s’, licht Chaker toe. ‘Voor vrij T4 was daarom weinig aandacht. Inmiddels weten we dat een hoog vrij T4 óók geassocieerd is met hart- en vaatziekten.’ De onderliggende mechanismen moeten nog worden verhelderd. ‘We weten al wel dat een hogere schildklierfunctie de kans op atriumfibrilleren verhoogt. Maar er zijn nog meer mogelijke routes – zo heeft de schildklier ook invloed op de bloedstolling.’

Chaker verwacht dat er naast TSH en vrij T4 nog meer schildklierfunctie-gerelateerde stoffen van belang zijn. ‘Overal in het lichaam metaboliseren zogenoemde dejodases schildklierhormoon tot allerlei verschillende stoffen. Die schildkliermetabolieten vormen zich in organen zoals het hart en kunnen ook een relatie hebben met hart- en vaatziekten.’

Heeft ze al enig idee welke schildkliermetabolieten interessant kunnen zijn? ‘In dit project meet ik een panel van negen schildklierhormonen en -metabolieten. Dierstudies laten een effect zien van een aantal van deze metabolieten op het hart, bijvoorbeeld remodeling van het hart na een hartinfarct.’ Bij remodeling verandert het hart onder andere van vorm, een proces dat kan leiden tot hartfalen.

Cohortstudies

Voor haar onderzoek naar de rol van de schildklier bij een acuut hartinfarct werkt Chaker samen met onderzoekers uit het Verenigde Koninkrijk. ‘Daar loopt een grote cohortstudie naar patiënten met een hartaanval. Wij kunnen bij deze 1500 mensen het schildklierhormoon-metabolieten-profiel bepalen – dus niet alleen TSH en vrij T4, maar bijvoorbeeld ook T2, reverse T3 en andere metabolieten. Dit profiel proberen we dan te relateren aan de klinische uitkomsten, bijvoorbeeld overlijden of een tweede hartinfarct. In dit cohort is 30% van het vrouwelijk geslacht, dus zo’n 500 mensen. Daardoor kunnen we ook de sekseverschillen goed meenemen.’

Daarnaast zal Chaker voor haar Veni-onderzoek weer gebruikmaken van de Rotterdam-studie. ‘Ik wil onderzoeken of de aanwezigheid van bepaalde schildkliermetabolieten iets zegt over de kans op cardiovasculaire risico’s, zowel bij mensen met chronische hart- en vaatziekten of risicofactoren daarvoor in de algemene populatie.’

Risico-inschatting

Welke klinische implicaties kan haar onderzoek hebben? ‘Als schildklierhormoonmetabolieten inderdaad iets blijken te zeggen over het risico op hart- en vaatziekten, dan zou je bepaalde mensen beter in de gaten kunnen houden’, antwoordt ze. ‘Ik denk dan vooral aan patiënten die al eerder hartproblemen hebben gehad, of mensen met andere risicofactoren, zoals overgewicht en hoge bloeddruk. Ook bij het identificeren van risicofactoren zou je trouwens weer rekening moeten houden met man-vrouwverschillen.’ Uiteindelijk wil Chaker een nieuwe onderzoekslijn uitbouwen om het complexe geheel van hart-schildklier-interacties in kaart te brengen. Daarbij zal haar achtergrond in de epidemiologie goed van pas komen.

Therapie

Zou het onderzoek naar schildklier en hartziekten ook tot de ontwikkeling van behandelingen kunnen leiden? ‘In een aantal kleine trials is wel gezien dat patiënten die tijdens een hartinfarct schildklierhormoon krijgen toegediend, een betere hartfunctie behouden. Maar die studies waren niet altijd vergelijkbaar – soms werd T3 toegediend, soms T4 – en de uitkomsten waren ook niet altijd gelijk. Ik hoop met mijn Veni-onderzoek meer inzicht te verkrijgen in welke subgroepen van patiënten met een hartziekte baat kunnen hebben bij welk type schildklierhormoon.’ Chaker kan met haar Veni-subsidie vier jaar onderzoek verrichten, naast haar werkzaamheden in de kliniek en als epidemioloog.

Verschenen in Endocrinologie, november 2023