Van de vijftig studenten met wie wetenschapsjournalist Diana de Veld begin jaren negentig natuurkunde studeerde, waren er vijf een meisje. Is er sindsdien veel veranderd?
tekst: Diana de Veld
‘En wéér hebben de meisjes het beter gedaan dan de jongens.’ Meneer Leijdens, mijn natuurkundedocent, kon nooit nalaten om bij het uitdelen van de nagekeken proefwerken te melden dat de meisjes hoger scoorden. Leuk voor mij en mijn vrouwelijke klasgenoten.
Natuurkunde was mijn lievelingsvak. Dat je met wiskundige taal de werkelijkheid kon begrijpen en voorspellen, vond ik fascinerend. Ik mijmerde over vragen als: staat alles van tevoren al vast? Wat is nu eigenlijk een kracht? Bestaat tijd wel echt? Vakken als geschiedenis of aardrijkskunde vond ik meestal saai. Bij natuurkunde weigerde ik echter het lokaal uit te gaan voordat ik het écht begreep. Simpelweg een formuletje invullen? Daar paste ik voor.
Mijn cijfers voor de exacte vakken waren hoog, maar talen vond ik ook leuk en ik wist niet goed wat ik wilde gaan studeren. Samen met vriendinnen bezocht ik open dagen van universiteiten. De TU Delft organiseerde ‘Thea-dagen’, speciaal bedoeld om meisjes te werven. Met z’n honderden sliepen we in een grote zaal vol matjes en slaapzakken en we werden overal rondgeleid. Leuk, maar ik twijfelde nog steeds. Ook aan mijn eigen kunnen. Daarom vroeg ik aan mijn leraar of hij dacht dat ik natuurkunde zou kunnen studeren, eventueel, misschien… ‘Je bent er ijselijk goed in, dus dat kun je zeker’, antwoordde hij. Ik kon het bijna niet geloven. ‘Het is alleen de vraag of je het leuk genoeg vindt.’
Ik geloofde van wel. De 9 op mijn eindlijst gaf de doorslag: ik koos voor de studie natuurkunde in Leiden. We schrijven 1993. Van de vijftig studenten waren er slechts vijf van het vrouwelijk geslacht, inclusief ikzelf. Na een jaar waren het er nog drie. Als meisje was ik dus een uitzondering in de collegebanken, maar ik bleek het prima met de jongens te kunnen vinden. Ik voelde me one of the guys, al waren er ook wel eens romantische verwikkelingen. Slechts af en toe stuitte ik op vooroordelen. Met een aantal van mijn mannelijke oud-studiegenoten ben ik nog steeds goed bevriend. En nee, natuurkundigen zijn écht niet allemaal nerds, al zitten ze er natuurlijk wel tussen.
Na mijn afstuderen dwaalde ik toch af van het exacte pad. Ik promoveerde op een medisch onderzoek en daarna werd ik journalist en eindredacteur. Mijn huidige werk bevalt me uitstekend. Gek genoeg interesseert natuurkunde me sinds mijn studie veel minder. Hoe dat komt? Misschien liep ik een overdosis natuurkunde op. Of misschien was de vraag van mijn leraar destijds terecht: misschien vond ik het toch niet leuk genoeg.
Verschuiving
Zouden er inmiddels al wat meer meisjes op die collegebanken zitten? Dit jaar waren in Leiden 13 van de 69 eerstejaarsstudenten natuurkunde van het vrouwelijk geslacht, verneem ik desgevraagd. Een stijging dus, maar nog altijd zijn de jongens ruim in de meerderheid. ‘Toch zie je duidelijk een verschuiving’, vertelt Nina Terpstra van het Platform Talent voor Technologie. ‘Uit de jaarlijkse Techniekpactmonitor blijkt dat er de laatste jaren veel meer vrouwen in technische beroepen zijn gaan werken. Vooral in de ICT gaat het hard.’
Op de middelbare school maakten meisjes al een aantal jaar eerder zo’n inhaalslag. Tenminste, op de havo en het VWO. Daar kiest nu respectievelijk 38% en 59% van de meisjes voor een profiel dat toegang geeft tot de techniek. ‘Maar op het VMBO zijn de meisjes minder gek op technische profielen’, zegt Terpstra. De cijfers variëren daar van 4% bij de basisberoepsgerichte leerweg tot 28% op het VMBO-T, de vroegere mavo. En na de middelbare school? ‘Dan blijken meisjes op alle niveaus minder vaak voor een technische vervolgopleiding te kiezen’, antwoordt Terpstra. ‘Het meest dramatisch zijn de verschillen op het VMBO. Daar stroomt 9% van de meisjes door naar technisch mbo, tegen 48% van de jongens. Na de havo stroomt 15% van de meisjes door naar het hoger technisch onderwijs en 42% van de jongens. Op het VWO zijn de verschillen het kleinst: 32% van de meisjes versus 53% van de jongens stroomt door naar een technisch georiënteerde vervolgopleiding.’
Hoe komt het dat er juist bij beroepsopleidingen zo weinig meisjes voor techniek kiezen? ‘Misschien doordat basis- en middelbaar geschoolde technische beroepen, zoals automonteur of loodgieter, vaker als typisch mannelijk worden gezien. Meisjes krijgen dan het idee dat het niks voor hen is, zeker als ze er nooit mee in aanraking kwamen. Want hoe moet je nou weten dat je het leuk vindt om aan een brommer te prutsen als je het nooit gedaan hebt?’ Zou het ook mee kunnen spelen dat basisgeschoold technisch werk lichamelijk zwaarder is? ‘Dat argument hoor je wel vaker, maar veel technische beroepen vallen mee qua fysieke belasting. Denk bijvoorbeeld aan technisch tekenaar of werkvoorbereider in de bouw of installatietechniek. Een verpleegkundige die patiënten moet verplaatsen levert meer fysieke inspanning.’
Switchende vrouwen
Wat op alle schoolniveaus opvalt: jongens hebben meer zelfvertrouwen dan meisjes, ook als dat niet terecht is. ‘Meisjes met dezelfde cijfers als jongens schatten hun talenten lager in’, zegt Terpstra. ‘Ze twijfelen dus eerder of ze een technische vervolgopleiding aankunnen.’ Ook de verwachtingen van ouders kunnen van invloed zijn. ‘Ouders denken niet zo snel aan een technisch beroep voor hun dochter’, weet Terpstra. ‘Zelfs als die dochter goed is in exacte vakken en technische hobby’s heeft.’ Opvallend is dat vrouwen met een technische achtergrond uiteindelijk relatief vaak toch in een niet-technisch beroep gaan werken – zoals ik. Maar andersom komt het óók vaak voor. ‘Denk aan vrouwen die geschiedenis gestudeerd hebben maar via-via in de IT belanden’, licht Terpstra toe. Vrouwen stappen kortom vaker dan mannen over naar een andere sector. Komt dat doordat ze een verkeerde studiekeuze maken? ‘Misschien. Maar ik denk dat de arbeidsmarkt ook een grote rol speelt. Meisjes laten zich bij hun studiekeuze meer leiden door wat ze leuk vinden en minder door hoeveel geld ze later gaan verdienen. Als je kiest voor iets wat je leuk vindt en je kunt daarna geen baan vinden, dan ga je toch iets anders zoeken.’
Niet in elk land is de verdeling tussen mannen en vrouwen in technische beroepen overigens zo scheef. ‘Er zijn landen waar het anders is’, beaamt Terpstra. ‘Dat zal te maken hebben met cultuur: hoe kijken mensen aan tegen vrouwen in meer ‘mannelijke’ beroepen? Maar ook hier zijn er weer economische factoren. Als er in een land veel werkeloosheid is maar in de techniek zijn volop banen, dan zullen vrouwen daar eerder voor kiezen.’
Biologische verschillen
En de biologische verschillen tussen mannen en vrouwen, spelen die een rol? ‘Hoewel veel mensen het liever negeren, zijn er van jongs af aan wel degelijk subtiele verschillen tussen jongens en meisjes’, zegt biologisch psycholoog dr. Peter Bos (Universiteit Leiden). ‘Maar die verschillen zitten hem niet zozeer in aanleg voor bepaalde vakken. Het gaat vooral om interesse.’ Die verschillen in interesse worden nog versterkt door hoe de samenleving vindt dat mannen en vrouwen zich horen te gedragen. ‘Meisjes zijn bijvoorbeeld gemiddeld wat zorgzamer, dus wordt dat ook extra van ze verwacht. Die effecten van biologie enerzijds en maatschappij anderzijds kun je maar heel moeilijk uit elkaar trekken. Maar dat neemt niet weg dat er biologische verschillen bestaan. Zelfs als je kinderen zo genderneutraal mogelijk opvoedt, zullen meisjes vaker met poppen spelen en jongens eerder met autootjes.’
Waar komen die verschillende interesses dan vandaan, biologisch gezien? ‘Een belangrijk verschil is dat meisjes gemiddeld meer empathie voelen: ze leven zich makkelijker in anderen in, al zijn er natuurlijk ook genoeg empathische mannen’, nuanceert Bos. ‘Het verschil wordt weer versterkt door de maatschappij: van vrouwen verwáchten we meer empathie.’ Doordat ze empathischer zijn, voelen vrouwen zich vaker aangetrokken tot werken in de zorg: ze willen mensen helpen. Bij studies als psychologie of geneeskunde zie je dan ook (veel) meer vrouwen dan mannen. ‘Natuurlijk kun je mensen ook op andere manieren helpen: als je iemands auto repareert bijvoorbeeld. Maar dat is toch wat afstandelijker.’
Er zijn nog meer sekseverschillen van invloed. ‘Mannen hebben gemiddeld meer testosteron. Daardoor zijn ze gevoeliger voor status en dus voor financiële beloning’, legt Bos uit. ‘Ze zullen hun keuzes daar vaker op baseren, terwijl vrouwen vooral kijken naar wat ze leuk vinden. En ook hier zie je weer dat de maatschappij de verschillen uitvergroot. Mannen zijn van oudsher de kostwinner, waardoor hun salaris een groter deel van hun identiteit bepaalt. De maatschappij rekent ze er sterker op af, en zelf doen ze dat ook.’
Aantrekkelijk maken
Is het eigenlijk erg dat vrouwen minder vaak in de techniek werken? Op zich niet, vindt Bos. Het gaat erom dat je een vrije keuze kunt maken. Dat je kunt worden wat bij jou past, ongeacht je geslacht. ‘Maar diversiteit in een sector is wel gunstig’, vindt Terpstra. ‘En het zou zonde zijn als vrouwen die gelukkig zouden zijn met een technisch beroep om de verkeerde redenen voor iets anders kiezen, zeker aangezien er in Nederland een groot tekort is aan technisch geschoold personeel. We zouden meer ons best kunnen doen om de technieksector aantrekkelijker te maken voor vrouwen, zodat de kans ook groter is dat vrouwen niet vertrekken als ze er eenmaal werken. Dat doe je al door simpele zaken als een prullenbakje op het toilet, maar ook door te kijken naar de bedrijfscultuur. En het is goed om de sociale aspecten van techniek te laten zien. Dat je met techniek en technologie ook mensen kunt helpen.’
De laatste maanden lijkt mijn oude liefde voor de exacte vakken weer te herleven. Als ik mijn dochter in 3 VWO help met natuur- of wiskunde, dan word ik spontaan weer enthousiast – ik reageer zelfs boos als mijn man haar een keer wil helpen. Ook een buurmeisje uit 5 VWO vraagt om hulp, ze heeft een natuurkundetoets. Vrolijk reken ik met haar aan warmtestromen en trekspanning – wat is het toch een mooi vak! Maar nee, een terugkeer naar mijn oude vakgebied zie ik niet zo snel gebeuren. Daarvoor vind ik schrijven namelijk veel te leuk.
Verschenen in Radar+ 2021-1