Grinnik

onbekommerdMet alle acute deadlines achter de rug kon ik me gisteren onbekommerd storten op een nieuwe aflevering van de vragenrubriek in Know How. En dat is leuk zeg! 😀 Daar in het NN DE café zullen ze me wel als een halve idioot hebben beschouwd, hoe ik daar bij tijd en wijle in mijn eentje zat te grinniken achter mijn laptop. Maar sommige vragen die mensen insturen zijn zó leuk! Bijvoorbeeld: “Werkt praten tegen planten echt?” Alleen al van de formulering smelt mijn hart.

En dan de verhalen die je erover tegenkomt op internet (want ja, ik ga zo’n vraag dus serieus beantwoorden). Bijvoorbeeld dit artikel uit 2009, over een experiment uitgevoerd door de Britse Royal Horticultural Society. Tien tomatenplanten kregen een maand lang opgenomen stemmen te horen via een headphone. Daarna werd hun lengte gemeten, en wat bleek? De plant die luisterde naar een deel van The Origin of Species, voorgelezen door Sarah Darwin (jawel, de achter- achterkleindochter ván), groeide het hardst! Totaal niet wetenschappelijk verantwoord natuurlijk, maar wel vermakelijk.

Helaas mag het antwoord niet te lang zijn, en dus zal deze anekdote Know How niet halen. Ik moet tenslotte ook al vertellen over maisplanten die met elkaar ‘praten’ via tikkende wortels, en over een Zuid-Koreaans onderzoek dat effecten van muziek op genactiviteit ziet bij planten. Ik hoop nog een hoogleraar biologie (specialisatie: plant signalling) te spreken die me kan vertellen wat er klopt van van deze verhalen.

Die vraag over praten tegen planten is overigens maar een van de tien vragen die ik heb geselecteerd. Als u mij de komende tijd dus nog ziet zitten grinniken, dan weet u wat er aan de hand is.

Mijnenveld

MijnenveldHet is alweer bijna vijf jaar geleden dat Japan getroffen werd door een tsunami die uiteindelijk leidde tot de kernramp bij Fukushima. Voor KIJK zocht ik de afgelopen tijd uit hoe het staat met de gezondheidsschade bij de lokale bevolking. Nou ja, ‘zocht ik uit’… eerder wandelde ik door een mijnenveld van uiteenlopende meningen, feiten en getallen. Ik interviewde vier deskundige professoren uit binnen- en buitenland van verschillend pluimage (die elkaar vast niet allemaal als ‘deskundig’ zouden erkennen) en liet nog een paar mensen meelezen via de mail. Ik googelde wat af, op zoek naar de juiste informatie. Het was een – voor mij ook mentaal – zware klus om uit die enorme brij aan informatie een enigszins samenhangend verhaal te fabriceren. Ik voelde me soms net een onderzoeksjournalist, en geloof me: dat is niets voor mij. Maar het is gelukt! Net op tijd voor de deadline (=vandaag). Maar…

Nu komen de reacties van de geïnterviewden binnen. Een mijnenveld PLUS. Waar de een zegt dat de geschatte gemiddelde stralingsdosis veel minder is dan de 20 tot 50 millisievert die ik noteerde (gegevens verstrekt door een andere geïnterviewde), zegt een derde geïnterviewde juist dat de werkelijke dosis hoger is. Roept de een dat er onder Japanse kinderen uit de regio meer schildklierkanker voorkomt, zegt de ander van niet, of dat dat komt door intensieve screening. Waar de een beweert dat de officiële rapporten de nieuwste inzichten over de effecten van straling op leven ‘in het wild’ niet meenemen, beweert de ander dat daar juist een hele sectie aan is gewijd. Die dan volgens de eerste alleen maar bestaat uit het terzijde schuiven van belangrijk onderzoek. En natuurlijk verwijzen ze naar betrouwbare bronnen, ze sturen zelfs meerdere wetenschappelijke artikelen mee. Alsof ik de tijd, de puf en de kennis heb om die te gaan doorploeteren…

Het liefst zou ik alle deskundigen deze discussiepunten onderling met elkaar laten uitvechten, terwijl ik rustig toekijk en afwacht wat er uitkomt. Dan schrijf ik het daarna wel netjes op. Maar dat zou natuurlijk niet werken – in de echte wereld worden ze het tenslotte ook niet eens. Dus ligt de verantwoordelijkheid voor wat er uiteindelijk in het artikel komt te staan bij mij, en dat vind ik eerlijk gezegd niet prettig. Uiteraard doe ik mijn best om het verhaal zo accuraat mogelijk te maken, met voldoende nuances. Maar één ding staat vast: ik zal nooit iedereen tevreden krijgen met het eindresultaat.

Vervelen? Neh…

Cortisol
De structuurformule van cortisol

Van luwte is momenteel gelukkig geen sprake. Vorige week kreeg ik een persbericht toebedeeld van een oud-collega die erbij grapte: “Jij zegt geen nee, toch?” En inderdaad: ik zei ja. Met een grijns. Het persbericht is vandaag z’n eerste correctieronde ingegaan.

En er is nog meer werk te doen. Voor KIJK ben ik – al veel te lang… – bezig met een groot artikel dat tijd en vooral veel energie (!) opslokt. Ik vul momenteel de vragenrubriek van Know How (vervanging vanwege een verlof), connectie X gaf mijn naam door bij Zin, waarvoor ik eenmalig een rubriek zal vullen, en connectie Y noemde me bij het Longfonds, waarvoor ik een lang artikel uit het Engels zal vertalen naar populair-wetenschappelijk-verantwoord Nederlands. En dan is er nog de eerste van vier chirurgische bijsluiters die ik ga fabriceren, een stukje voor het medewerkersblad van het LUMC, een artikel voor het LUMC Magazine en natuurlijk de vragenrubriek van KIJK. Met andere woorden: ik verveel me niet. Joechei! 😀

Tot slot een van de leukste vragen die binnenkwam bij Know How: stel dat alle tafels (bijvoorbeeld de tafel van 7, etc.) doorliepen tot in het oneindige. Zou er dan een getal bestaan dat in al die tafels voorkomt? Het antwoord verklap ik natuurlijk niet; u kunt het binnenkort lezen in Know How.

Ik zeg (nog?) geen nee

Als startende freelancer nam ik me één ding voor: voorlopig zou ik nergens ‘nee’ tegen zeggen. Tenslotte moest ik maar zien of ik überhaupt genoeg te doen zou krijgen en hoe ik financieel zou draaien. Opdrachtgevers afketsen was wel het laatste wat ik wilde. Ik weet bovendien vanuit mijn eigen ervaring aan de andere kant van de lijn dat freelancers die meermaals niet thuis geven (of niet direct telefonisch bereikbaar zijn :-S) snel vervangen zijn door een ander.

Dus zeg ik volop ‘ja’. Ja zeggen is ook fantastisch leuk. Kom maar op! Komt goed! Wir schaffen das!!! (Hmmm… ietsje andere context, maar toch.) Ik ben natuurlijk heel blij dat ik allerlei opdrachten krijg van verschillende opdrachtgevers, dus lekker gevarieerd. Maar nu, na mijn eerste kwartaal als zzp’er, begin ik zo’n beetje het punt te bereiken dat er misschien toch wel eens een keertje een heel weifelachtig nee-tje uit mijn mond zal komen (u proeft de aarzeling). Mijn maximale werklast is bereikt. Meer moet het niet worden, want dan word ik thuis gestresst en paniekerig. Ik moet gaan oppassen als ik ‘s avonds in bed met verkrampte armen en schouders ligt te denken: hoe moet dat allemaal gaan lukken deze week!?

Tot nu toe heb ik de ‘nee’ niet aangedurfd, en ik merk dat ik het zelfs eng vind om er hier, op mijn blog over te schrijven (ach laat u alstublieft niet afschrikken, oh meelezende opdrachtgever! ;-)). Tja, denk ik dan: en wat nou als er volgende maand geen nieuwe opdrachten binnenkomen? Dan moet ik misschien deze maand gewoon extra hard…  etc. Maar toch. Ooit komt de eerste ‘nee’, ik weet het zeker. Ik verzamel nog even wat moed.

De ondernemer

Het beeld van Zadkine, vlakbij de KvK op de Blaak
Het beeld van Zadkine, foto gemaakt vlakbij de KvK op de Blaak

“De ondernemer” – is dat niet de naam van een of ander tijdschrift? Ik ben er in ieder geval niet op geabonneerd. Maar ik ben het wel, een ondernemer. Ik moet er nog aan wennen, natuurlijk, maar er is geen ontkennen aan. Ik bén mijn eigen bedrijf. Mijn bedrijf draagt zelfs mijn persoonlijke naam, dat zegt wel genoeg, toch?

Het was in ieder geval genoeg reden om me aan te melden voor de gratis voorlichtingsavond van de Belastingdienst. Gisterenavond bevond ik me daarom een paar uur lang tussen een paar honderd startende ZZP’ers (en andere ondernemers van wie ik de afkorting alweer vergeten ben) bij de Kamer van Koophandel op de Blaak. Daar hebben ze een Ondernemersplein en een soort collegezaal. Die laatste was net als sommige populaire vluchten overboekt – “want het percentage afhakers ligt in Rotterdam altijd het hoogst”, verklaarden de sprekers. Zij waren twee geroutineerde heren – eentje met focus op inkomstenbelasting, en de andere verslaafd aan BTW – en gaven ons een introductie in de administratieve rompslomp die je als ondernemer kunt verwachten. Met speciale aandacht voor de voordeeltjes die er te behalen vallen. Dat vond ik wel mooi consequent van de Belastingdienst. Als ze bijvoorbeeld kleine ondernemers een voordeeltje gunnen, dan is het niet de bedoeling dat ze dat voordeeltje laten liggen. De regels zijn er om er gebruik van te maken – en zo is het, want je mag veronderstellen dat er over nagedacht is bij de introductie ervan. Maar verschraling was er ook. “We geven nu nog deze introductie”, zo begonnen ze. “Nu nog wel. Maar de aandacht verschuift steeds meer naar digitaal.” We mochten ons gelukkig prijzen, was de doorschemerende boodschap. Over een paar jaar zit je als startende ZZP’er opgescheept met een Youtube-kanaal.

De avond was zeker nuttig. Ik weet nu hoe ik mijn facturen dien op te maken, welke gegevens ik in mijn administratie moet vastleggen, dat ik recht heb op ondernemersaftrek en de eerste drie jaar ook op startersaftrek. Goh, leuke meevaller – want tot nu toe vielen mijn freelance activiteiten onder het relatief zwaarbelaste ‘loon uit overige werkzaamheden’.

Natuurlijk registreer ik de uren die ik gisteren bij de KvK doorbracht als werktijd voor mijn urenlast (je moet 1225 uur per jaar halen om van de ‘ondernemersfaciliteiten’ te kunnen profiteren; dat gaat zeker lukken volgend jaar!) en zelfs mijn reiskosten kan ik als kosten voor mijn bedrijfsvoering opvoeren en van mijn (belaste) winst aftrekken. Nog leuker was dat ik een inspirerende startende ZZP’er ontmoette die heel dicht bij mij blijkt te wonen. In januari ga ik met haar lunchen, is het plan. Ter verlevendiging van het zelfstandigenbestaan.

Zo zag ik maar weer. Die saaie avond bleek best leuk.

Lijzige kroegtijger

Mijn uitzicht vanaf mijn tijdelijke werkplek
Mijn uitzicht vanaf mijn tijdelijke werkplek

Vandaag voer ik een experiment uit: ik ben verkast naar een café. Natuurlijk niet om mij ‘s ochtends al aan de rode wijn te zetten, maar om eens een andere werkomgeving te hebben. En… het bevalt heel goed! Er is gratis wifi hier bij het Douwe Egberts NN-café, er staat een kerstboom, ik heb uitzicht op een architectonisch hoogstandje (Rotterdam Centraal), ik zit op een stoel met een zacht velletje erop en er is lekkere thee (2,50 per kopje, dat doe ik thuis goedkoper maar ik heb de meerprijs er graag voor over).

De bedrijvigheid om me heen – overigens opvallend veel mensen met exact dezelfde laptop als ik – en het geroezemoes en getinkel van kopjes en schoteltjes zorgen ervoor dat ik geen druilerig gevoel krijg, wat me thuis soms wel overkomt. Ik ben dan ook behoorlijk productief. Zo heb ik al een aantal mails verstuurd voor een opdracht om chirurgische bijsluiters te fabriceren, een infographic over het effect van vasten op chemotherapie vertaald en aangepast, correcties op een artikel verwerkt, en nu ben ik een interview over de medisch-biologische gevolgen van de kernramp bij Fukushima aan het uittypen. Dat interview, met een Britse dame, hield ik anderhalve week terug per Skype.

De uitgestelde verwerking werd mogelijk gemaakt door de app Voice Record op mijn telefoon, waarmee ik het Skype-gesprek opnam. Heel handig, vooral omdat ik net ontdekte dat ik het gesprek ook vertraagd (traploos nog wel!) kan afspelen. De toonhoogte van mijn en haar stem veranderen daardoor gelukkig niet, maar de spreeksnelheid wel. We klinken dus een beetje lijzig, maar zonder death-metal-effect. Het vertragen helpt wel om haar erg Britse Engels goed te kunnen verstaan, en bovendien bijna live mee te kunnen tikken! Ik zeg: aanrader, die app.

Zo, en nu weer aan de slag.

 

 

 

 

Uit en thuis

Een kluizenaar ben ik nog niet, maar na twee dagen achter elkaar werken vanuit huis – slechts onderbroken door het brengen en ophalen van de kinderen, een rondje hardlopen en de boodschappen – was ik het zat. Gelukkig kwam er net een opdracht aan waarvoor ik de deur uit moest. En flink ook: gisteren reed ik op en neer naar Veghel. Het liefst reis ik per openbaar vervoer, maar in dit geval zou dan de reistijd stijgen van 70 naar 120 minuten voor een enkele reis. Dat werd me te gortig.

Tien minuten te vroeg gearriveerd, wachten in de auto. Wat doe je dan? Een selfie maken, blijkbaar.
Tien minuten te vroeg gearriveerd, dus even wachten in de auto. Wat doe je dan? Een selfie maken, blijkbaar.

En zo parkeerde ik onze auto gisterenochtend in het Brabantse oord. Ik ging er een moeder en zoon interviewen voor een blad van een patiëntenvereniging. Ik kende het blad zelf niet, maar kreeg van tevoren wat voorbeeldartikelen toegestuurd. Het waren lange artikelen die zowel ingingen op de ziektegeschiedenis als op de persoonlijke beleving daarvan door patiënt en omgeving. Dat soort verhalen lees ik altijd erg graag: ik vind zowel ziektes als de menselijke kant ervan heel interessant.

Moeder, zoon (11) en twee honden – die zich tot mijn vreugde opvallend koest hielden – ontvingen me vriendelijk. Ik kreeg een kopje thee en mocht plaats nemen aan de eettafel, tegenover mijn gesprekspartners. Hoewel ze heel open antwoord gaven op mijn vragen bleef het voor mij spannend. Natuurlijk heb ik voor het LUMC Magazine en voorheen Cicero regelmatig patiënten geïnterviewd, maar ik heb toch de meeste ervaring met artsen en onderzoekers.

Zo’n interview met een arts of onderzoeker leidt zichzelf. Iemand heeft iets ontdekt, opgezet of ontwikkeld, of weet het antwoord op een vraag die ik heb, of heeft ergens een mening over. Dat wil ik begrijpen, en ik stel vragen tot ik het snap en het gevoel heb dat ik het kan uitleggen aan mijn lezerspubliek. De setting is meestal een neutrale werk- of overlegruimte, en mijn gesprekspartner lijkt per definitie een beetje op mij – in ieder geval qua professionele achtergrond.

Een gesprek met patiënten is heel anders: meestal is er geen leidende vraag die beantwoord moet worden, maar hoop je dat er gaandeweg interessante onderwerpen aan bod komen die het artikel sterker maken. Dat gaat het soepelst als mensen spontaan met anekdotes of hun eigen gedachten komen, waar je dan op door kunt vragen. Een interview met patiënten is voor mij wat onwennig: de locatie kan overal zijn – bijvoorbeeld een huiskamer in Veghel – en omdat ziekte iedereen treft, kun je ook mensen tegenover je krijgen met een heel andere achtergrond dan jij. Het is belangrijk om je gesprekspartners op hun gemak te stellen, hun vertrouwen te winnen en te zorgen dat ze je een beetje aardig vinden. Daar word ik eerlijk gezegd een beetje onzeker van. Ik voel me ergens een indringer, alsof ik een geschenk van ze krijg waar ik eigenlijk geen recht op heb. En ik hou er niet van om pijnlijke vragen te stellen, wat soms toch nodig is als je over ziektes praat.

Het interview ging best goed en ik ga er zeker een mooi verhaal van maken, maar eerlijk is eerlijk: ik weet dat er journalisten zijn die zo’n gesprek met patiënten gemakkelijker afgaat. Iemand als Dick Duynhoven bijvoorbeeld, die ik bij het LUMC veel inhuurde als freelancer. Bij hem voelen mensen zich als vanzelf op hun gemak, hij straalt empathie uit en de verhalen komen daardoor soepel los. Bij mij lukt dat de ene keer beter dan de andere, en soms moet ik er heel bewust moeite voor doen. Tja, ik kan er jaloers op zijn, maar het is niet anders. Zelfkennis komt met de jaren.

Op de terugweg in de auto hield ik nog een kort telefonisch interview met een kno-arts. Meteen voelde ik me weer in mijn element, zelfs al kon ik geen aantekeningen maken. Hij gaf mooie antwoorden op mijn vragen, en in gedachten kon ik de bijbehorende stukjes al bijna schrijven.

In de file bij Ridderkerk
In de file bij Ridderkerk

Bij Ridderkerk kwam ik in een enorme file terecht. Er was een ongeluk gebeurd en dat leverde me ruim een uur extra reistijd op. Gelukkig arriveerde ik nog net op tijd bij het zwembad om mijn dochter door “het gat” te zien zwemmen voor haar B-diploma. Na afloop gaf ik haar een zeer empathische knuffel, geheel onbezwaard en natuurlijk.

 

 

Ik voel me weer Een hele piet

De afgelopen twee jaar was het telkens te druk, maar dit jaar voel ik me wel weer Een hele piet. En daarmee bedoel ik natuurlijk niet dat ik mezelf zo superduperbelangrijk vind, maar dat ik www.eenhelepiet.nl weer werkzaam heb gemaakt. Mijn sint-site waar iedereen voor een tientje een op maat gemaakt sinterklaasgedicht kan bestellen. Zodat ook mensen zonder dichttalent zich ‘een hele piet’ kunnen voelen, als hun gedicht op pakjesavond wordt voorgelezen.
Eerdere jaren schreef ik tientallen sinterklaasgedichten. Ik ben benieuwd hoeveel het er dit jaar zullen worden (naast die voor mijn eigen familie).

Inmiddels begin ik trouwens toch wel een beetje bedreven te raken in WordPress – het is me gelukt om een formulier aan te maken (met de plug-in Ninja for WordPress) en om de bezoeker na invullen van het bestelformulier door te loodsen naar een iDEAL-betalingspagina. Dat laatste met dank aan Mollie.nl, waar ik eindelijk gebruik van kan maken nu ik een zakelijke rekening en een KvK-nummer heb. Ja, daar voel ik me toch wel een beetje een hele piet door 🙂 Wilt u het zien? Kom gerust langs op www.eenhelepiet.nl. Of moet ik zeggen: oh, kom er eens kijken…?

 

openingsbeeld Een hele piet

 

Hollen en stilstaan

Nadat ik in oktober als zzp’er startte, kwamen de opdrachten als vanzelf binnen. Ik schreef sindsdien zeven lange artikelen (twee over hepatitis, een over e-health, twee over hematologische kanker, een over xerostomie en een over prostaatkanker) en een nieuwsbericht over een oratie, en ik redigeerde drie lange teksten. Maar vorige week was het opeens stil. Dat voelde raar. De tijd die vrijkwam kon ik goed gebruiken, onder andere om mijn website online te zetten en om mijn huiswerk te doen voor de cursus die ik volg. Maar toch: raar. Ik werd er zelfs een beetje onzeker van.

Deze week vliegen de opdrachten me weer om de oren en moet ik ‘gewoon’ weer hard werken. Geruststellend wel, hoewel ik nu opeens geen tijd meer heb om mijn sintgedichtenwebsite (www.eenhelepiet.nl) af te maken. Maar misschien is het volgende week weer rustig… Als zzp’er is het hollen en stilstaan, dat hoor ik ook van andere zzp’ers.

Mijn goede voornemen: de volgende keer dat ik het een weekje rustig heb, ga ik – naast achterstallig onderhoud verrichten – er gewoon van genieten en me verder geen zorgen maken.

Visitekaartje

Mijn website is af. Nou ja, soort van – want ‘af’ bestaat eigenlijk niet als het om websites gaat, of om verhalen, gedichten, of artikelen for that matter. Zelfs als ik een artikel van eigen hand jaren na dato per ongeluk open op mijn laptop, heb ik nog de neiging er kleine dingetjes aan te gaan veranderen. Net een ander woordje, net een andere afbreking van een zin. Ik vraag me af waar dat een uiting van is: tijdsgeest, persoonlijke groei, persoonlijke afbraak (want wie zegt dat de nieuwe versie beter is?) of pure willekeur? Of is het misschien in waanzin doorslaand perfectionisme?

Voorlopig ben ik echter tevreden met mijn site. Mijn visitekaartje – want dat is het toch vooral – staat als een huis. De volgende stap is een aangepast gedrukt visitekaartje, liefst in dezelfde stijl als mijn site. Nu kan ik bij interviews of andere zakelijke ontmoetingen alleen visitekaartjes aanpakken zonder er eentje terug te geven. Dat voelt onrechtvaardig en bovendien onprofessioneel; een gemiste kans. Zonder visitekaartje-terug voel ik me toch een beetje een loser.

Wat ook nog moet gebeuren – en liefst morgen, voordat de Sint overmorgen ons land weer invaart: een nieuwe vulling creëren voor www.eenhelepiet.nl. Gepersonaliseerde sinterklaasgedichten schrijven is een uit de hand gelopen hobby van me waarmee ik een verschrikkelijk laag uurtarief incasseer – ik zou wat dat betreft nog beter voor dichtbij.nl kunnen gaan schrijven – maar het is wel een avontuur, een reis, een pleziertje. De afgelopen jaren zette ik dit pleziertje wegens tijdgebrek op een laag pitje. Nu is de mogelijkheid er weer, en die kans wil ik grijpen. Mijn rijmwoordenboek springt bijna uit de boekenkast, zo eager is het om weer ter hand genomen te worden. En ik sta klaar om het te vangen. WordPress-project nr. 2, here we come!