Rekenen

De fietsroute naar mijn werkplek aan de Westersingel is me na anderhalf jaar zo vertrouwd geworden dat ik die op de automatische piloot afleg (met dien verstande dat ik wel gewoon moet trappen). Dus dwalen mijn gedachten meestal van her naar der terwijl ik fiets. Vanochtend legde ik mezelf een aantal rekensommetjes voor. Bijvoorbeeld: 33 x 37. Niet heel moeilijk, zou je zeggen. Maar dat valt tegen. Ik begin met 30 x 37. Dat is dus eerst 30 x 30, oftewel 900. Dan komt daar die 30 x 7 nog bij – dat is 210. Waar moest ik dat ook alweer bij optellen? Oh ja, bij 30 x 30. 900 dus. Dus dat wordt 900 plus eh… even denken. 30 x 7 moest ik hebben. 210. 900 plus 210, dat wordt 1110. Welke som was ik ook alweer aan het uitrekenen? Oh ja, 33 x 37. 30 x 37 hadden we net gehad, nu dus 3 x 37. Dat is 90 plus 21, maakt 111. Oh ja, logisch: daarnet had ik 1110. Nu nog optellen. 111 + 1110 is… 1210… 1220 … 1221. Welke som had ik ook alweer uitgerekend!? Ik kan niet wachten om mijn mobiel erbij te pakken om mijn uitkomst te checken. Sterker nog: al vanaf het allereerste moment moest ik me beheersen om niet van de fiets te stappen en het sommetje simpelweg voor me te láten uitrekenen. Maar dat was niet de bedoeling: ik wilde juist mijn geheugen trainen.

Hoe ouder je wordt, hoe slechter je geheugen. Nu was mijn geheugen altijd al vrij slecht. Naar sleutels en tassen zocht ik als kind al om de haverklap (in dingen-niet-kwijtraken ben ik trouwens eerder beter dan slechter geworden, een kwestie van regelmatig op je bek gaan), gezichten onthouden lukte me nooit zo goed, en bij het uit mijn hoofd leren van pi kwam ik zelfs als frisse achttienjarige natuurkundestudente niet verder dan 10 decimalen. Met moeite.

Een deel van mijn vergeetachtigheid, en ongetwijfeld die van anderen, is natuurlijk te wijten aan gebrek aan interesse. De cijfertjes van pi vind ik nu eenmaal niet zo interessant, en er zit trouwens ook geen enkele logica in (pi is een doodnormaal getal). Domweg stampen dus. Teksten en melodieën onthouden lukt me stukken beter. Zo zijn er een stuk of wat zenuwcellen in mijn hersenen waarschijnlijk voor de rest van mijn leven in beslag genomen door Sonnet 18 van Shakespeare. Compleet nutteloos, al ik wil ik het in aangeschoten toestand nog wel eens declameren. Maar verder… zelfs mijn eigen herinneringen zijn sterk aan verval onderhevig. Soms weet ik van een gebeurtenis van een jaar geleden al niet meer of die wel echt heeft plaatsgevonden. En “Wie vertelde ook alweer over muizen die een nestje maakten in de afwasmachine? Was dat Joost?” vroeg ik gisteren. Het bleek mijn schoonzus, krap anderhalve week geleden. Vakantiebestemmingen: “Zijn we hier niet al eens geweest…?” En toen ik afgelopen meivakantie het boek Datumloze dagen van Jeroen Brouwers las, besefte ik me pas ruim over de helft dat ik het boek al eens gelezen had. De trigger was een scène waarin de hoofdpersoon in het bos per ongeluk een filmploeg treft die daar een pornofilm opneemt. De bewuste scène maakte blijkbaar meer indruk op me dan het gehele tragische relaas van een verstoorde band tussen vader en zoon. Daarna neuriede ik vertwijfeld It’s all coming back to me now – zonder woorden, al had ik die wellicht wel uit een hersengebiedje kunnen opdiepen.

Misschien komt het door mijn inherent slechte geheugen dat ik tot mijn veertigste weinig achteruitgang bemerkte: mijn leeftijdgenoten klaagden er al jaren over, maar dat geheugen van mij bleef min of meer hetzelfde. Tot op het moment dat ik zoiets als mijn ‘biologische geheugenleeftijd’ bereikte. Daarna haakte ik aan bij de rest en sinds een paar jaar verslechtert mijn geheugen gezellig mee. Nou ja, gezellig… eerder irritant. Vorige week beleefde ik een persoonlijk dieptepunt tijdens het uittypen van een interview dat niet echt in mijn straatje paste, iets met kwaliteitsindicatoren. Veel liever schrijf ik over medisch onderzoek, of interview ik patiënten over hun ziekte, maar de meer beleidsmatige onderwerpen interesseren me weinig. Om die reden had ik het interview ook opgenomen: ik vermoedde al dat het me niet zou lukken om alles te noteren. Het bleek nog erger: zelfs het uittypen was een ramp. Keer op keer moest ik zinnen terugspoelen, omdat ik aan het eind van de zin alweer vergeten was wat mijn interviewkandidaat gezegd had. Dramatisch slecht, en heus niet alleen door gebrek aan interesse: dit ging ook écht slechter dan vroeger, zuivere geheugenkracht ontbrak volledig. (Met het artikel kwam het gelukkig wel allemaal goed, kwestie van volhouden.)

Al fietsend rekende ik verder. 28 x 56 was de nieuwe uitdaging. Eerst maar eens 20 x 56. Dat is 1000 plus 120, 1120 dus. Nu de rest. Wat rekende ik ook alweer uit? 26 x 58? Nee wacht, het was 28 x 56. Verbeten trappend zette ik door. Dan volgde nu 8 x 56. Dat is 400 plus 48, 448 dus. Optellen bij… wat was het? Nog maar eens vanaf het begin. 20 x 56 … Enzovoorts. Maar ik kwam er wel. En ik kwam er steeds sneller, van sommetje tot sommetje. Mijn rekenen ging vooruit! Dat geheugen van mij was blijkbaar nog niet reddeloos verloren. Eenmaal op mijn werk checkte ik mijn uitkomsten (dat wil zeggen, de twee die ik had weten te onthouden). Ze klopten. Tevreden over mijn vooruitgang installeerde ik een app op mijn mobiel waarmee je hoofdrekenen kunt oefenen, met een tijdmeting erbij. Nu heb ik de rollen dus omgedraaid: voortaan zet mijn mobiel mij aan de geheugentraining, in plaats van dat ik mijn geheugenfunctie aan mijn mobiel uitbesteed.