Uit en thuis

Een kluizenaar ben ik nog niet, maar na twee dagen achter elkaar werken vanuit huis – slechts onderbroken door het brengen en ophalen van de kinderen, een rondje hardlopen en de boodschappen – was ik het zat. Gelukkig kwam er net een opdracht aan waarvoor ik de deur uit moest. En flink ook: gisteren reed ik op en neer naar Veghel. Het liefst reis ik per openbaar vervoer, maar in dit geval zou dan de reistijd stijgen van 70 naar 120 minuten voor een enkele reis. Dat werd me te gortig.

Tien minuten te vroeg gearriveerd, wachten in de auto. Wat doe je dan? Een selfie maken, blijkbaar.
Tien minuten te vroeg gearriveerd, dus even wachten in de auto. Wat doe je dan? Een selfie maken, blijkbaar.

En zo parkeerde ik onze auto gisterenochtend in het Brabantse oord. Ik ging er een moeder en zoon interviewen voor een blad van een patiëntenvereniging. Ik kende het blad zelf niet, maar kreeg van tevoren wat voorbeeldartikelen toegestuurd. Het waren lange artikelen die zowel ingingen op de ziektegeschiedenis als op de persoonlijke beleving daarvan door patiënt en omgeving. Dat soort verhalen lees ik altijd erg graag: ik vind zowel ziektes als de menselijke kant ervan heel interessant.

Moeder, zoon (11) en twee honden – die zich tot mijn vreugde opvallend koest hielden – ontvingen me vriendelijk. Ik kreeg een kopje thee en mocht plaats nemen aan de eettafel, tegenover mijn gesprekspartners. Hoewel ze heel open antwoord gaven op mijn vragen bleef het voor mij spannend. Natuurlijk heb ik voor het LUMC Magazine en voorheen Cicero regelmatig patiënten geïnterviewd, maar ik heb toch de meeste ervaring met artsen en onderzoekers.

Zo’n interview met een arts of onderzoeker leidt zichzelf. Iemand heeft iets ontdekt, opgezet of ontwikkeld, of weet het antwoord op een vraag die ik heb, of heeft ergens een mening over. Dat wil ik begrijpen, en ik stel vragen tot ik het snap en het gevoel heb dat ik het kan uitleggen aan mijn lezerspubliek. De setting is meestal een neutrale werk- of overlegruimte, en mijn gesprekspartner lijkt per definitie een beetje op mij – in ieder geval qua professionele achtergrond.

Een gesprek met patiënten is heel anders: meestal is er geen leidende vraag die beantwoord moet worden, maar hoop je dat er gaandeweg interessante onderwerpen aan bod komen die het artikel sterker maken. Dat gaat het soepelst als mensen spontaan met anekdotes of hun eigen gedachten komen, waar je dan op door kunt vragen. Een interview met patiënten is voor mij wat onwennig: de locatie kan overal zijn – bijvoorbeeld een huiskamer in Veghel – en omdat ziekte iedereen treft, kun je ook mensen tegenover je krijgen met een heel andere achtergrond dan jij. Het is belangrijk om je gesprekspartners op hun gemak te stellen, hun vertrouwen te winnen en te zorgen dat ze je een beetje aardig vinden. Daar word ik eerlijk gezegd een beetje onzeker van. Ik voel me ergens een indringer, alsof ik een geschenk van ze krijg waar ik eigenlijk geen recht op heb. En ik hou er niet van om pijnlijke vragen te stellen, wat soms toch nodig is als je over ziektes praat.

Het interview ging best goed en ik ga er zeker een mooi verhaal van maken, maar eerlijk is eerlijk: ik weet dat er journalisten zijn die zo’n gesprek met patiënten gemakkelijker afgaat. Iemand als Dick Duynhoven bijvoorbeeld, die ik bij het LUMC veel inhuurde als freelancer. Bij hem voelen mensen zich als vanzelf op hun gemak, hij straalt empathie uit en de verhalen komen daardoor soepel los. Bij mij lukt dat de ene keer beter dan de andere, en soms moet ik er heel bewust moeite voor doen. Tja, ik kan er jaloers op zijn, maar het is niet anders. Zelfkennis komt met de jaren.

Op de terugweg in de auto hield ik nog een kort telefonisch interview met een kno-arts. Meteen voelde ik me weer in mijn element, zelfs al kon ik geen aantekeningen maken. Hij gaf mooie antwoorden op mijn vragen, en in gedachten kon ik de bijbehorende stukjes al bijna schrijven.

In de file bij Ridderkerk
In de file bij Ridderkerk

Bij Ridderkerk kwam ik in een enorme file terecht. Er was een ongeluk gebeurd en dat leverde me ruim een uur extra reistijd op. Gelukkig arriveerde ik nog net op tijd bij het zwembad om mijn dochter door “het gat” te zien zwemmen voor haar B-diploma. Na afloop gaf ik haar een zeer empathische knuffel, geheel onbezwaard en natuurlijk.

 

 

Ik voel me weer Een hele piet

De afgelopen twee jaar was het telkens te druk, maar dit jaar voel ik me wel weer Een hele piet. En daarmee bedoel ik natuurlijk niet dat ik mezelf zo superduperbelangrijk vind, maar dat ik www.eenhelepiet.nl weer werkzaam heb gemaakt. Mijn sint-site waar iedereen voor een tientje een op maat gemaakt sinterklaasgedicht kan bestellen. Zodat ook mensen zonder dichttalent zich ‘een hele piet’ kunnen voelen, als hun gedicht op pakjesavond wordt voorgelezen.
Eerdere jaren schreef ik tientallen sinterklaasgedichten. Ik ben benieuwd hoeveel het er dit jaar zullen worden (naast die voor mijn eigen familie).

Inmiddels begin ik trouwens toch wel een beetje bedreven te raken in WordPress – het is me gelukt om een formulier aan te maken (met de plug-in Ninja for WordPress) en om de bezoeker na invullen van het bestelformulier door te loodsen naar een iDEAL-betalingspagina. Dat laatste met dank aan Mollie.nl, waar ik eindelijk gebruik van kan maken nu ik een zakelijke rekening en een KvK-nummer heb. Ja, daar voel ik me toch wel een beetje een hele piet door 🙂 Wilt u het zien? Kom gerust langs op www.eenhelepiet.nl. Of moet ik zeggen: oh, kom er eens kijken…?

 

openingsbeeld Een hele piet

 

Hollen en stilstaan

Nadat ik in oktober als zzp’er startte, kwamen de opdrachten als vanzelf binnen. Ik schreef sindsdien zeven lange artikelen (twee over hepatitis, een over e-health, twee over hematologische kanker, een over xerostomie en een over prostaatkanker) en een nieuwsbericht over een oratie, en ik redigeerde drie lange teksten. Maar vorige week was het opeens stil. Dat voelde raar. De tijd die vrijkwam kon ik goed gebruiken, onder andere om mijn website online te zetten en om mijn huiswerk te doen voor de cursus die ik volg. Maar toch: raar. Ik werd er zelfs een beetje onzeker van.

Deze week vliegen de opdrachten me weer om de oren en moet ik ‘gewoon’ weer hard werken. Geruststellend wel, hoewel ik nu opeens geen tijd meer heb om mijn sintgedichtenwebsite (www.eenhelepiet.nl) af te maken. Maar misschien is het volgende week weer rustig… Als zzp’er is het hollen en stilstaan, dat hoor ik ook van andere zzp’ers.

Mijn goede voornemen: de volgende keer dat ik het een weekje rustig heb, ga ik – naast achterstallig onderhoud verrichten – er gewoon van genieten en me verder geen zorgen maken.

Visitekaartje

Mijn website is af. Nou ja, soort van – want ‘af’ bestaat eigenlijk niet als het om websites gaat, of om verhalen, gedichten, of artikelen for that matter. Zelfs als ik een artikel van eigen hand jaren na dato per ongeluk open op mijn laptop, heb ik nog de neiging er kleine dingetjes aan te gaan veranderen. Net een ander woordje, net een andere afbreking van een zin. Ik vraag me af waar dat een uiting van is: tijdsgeest, persoonlijke groei, persoonlijke afbraak (want wie zegt dat de nieuwe versie beter is?) of pure willekeur? Of is het misschien in waanzin doorslaand perfectionisme?

Voorlopig ben ik echter tevreden met mijn site. Mijn visitekaartje – want dat is het toch vooral – staat als een huis. De volgende stap is een aangepast gedrukt visitekaartje, liefst in dezelfde stijl als mijn site. Nu kan ik bij interviews of andere zakelijke ontmoetingen alleen visitekaartjes aanpakken zonder er eentje terug te geven. Dat voelt onrechtvaardig en bovendien onprofessioneel; een gemiste kans. Zonder visitekaartje-terug voel ik me toch een beetje een loser.

Wat ook nog moet gebeuren – en liefst morgen, voordat de Sint overmorgen ons land weer invaart: een nieuwe vulling creëren voor www.eenhelepiet.nl. Gepersonaliseerde sinterklaasgedichten schrijven is een uit de hand gelopen hobby van me waarmee ik een verschrikkelijk laag uurtarief incasseer – ik zou wat dat betreft nog beter voor dichtbij.nl kunnen gaan schrijven – maar het is wel een avontuur, een reis, een pleziertje. De afgelopen jaren zette ik dit pleziertje wegens tijdgebrek op een laag pitje. Nu is de mogelijkheid er weer, en die kans wil ik grijpen. Mijn rijmwoordenboek springt bijna uit de boekenkast, zo eager is het om weer ter hand genomen te worden. En ik sta klaar om het te vangen. WordPress-project nr. 2, here we come!

Trekdrop

17898_Haribo Trekdrop 18x28stSinds ruim een jaar verzorg ik de antwoorden op medisch getinte vragen van lezers in de vragenrubriek KIJK Antwoordt van het magazine KIJK. Andere journalisten ‘doen’ de natuurkundige, technische en biologische vragen die binnenkomen. Het is een leuke klus om te doen, vooral omdat het vaak aparte vragen zijn. Die sturen me op reis naar plekken waar ik voor andere opdrachten niet zo snel komt. Meestal ben ik niet zelf de expert  (was het maar waar! Ik zou een levende encyclopedie zijn). Ik zoek daarom online naar informatie en/of de juiste deskundigen die de vraag kunnen beantwoorden. Zo ook bij een vraag over trekdrop. Waarom wordt mijn poep zwart als ik trekdrop heb gegeten, vraagt iemand zich af. En waarom gebeurt dat niet bij andere soorten drop?

Het eerste wat ik dan natuurlijk doe, is googelen. Al snel vond ik een medisch forum waarop druk gediscussieerd werd over zwarte ontlasting, en waarop vooral heel veel bezoekers opgelucht reageerden omdat hun zwarte poep blijkbaar aan trekdrop te danken was en niet aan een of andere enge ziekte. Specifiek bleek het te gaan om een kleurstof in trekdrop: E153, op de verpakking vermeld als carbo vegetalis medicinalis. In veel andere soorten drop worden andere kleurstoffen gebruikt, vandaar dat je poep daar niet zwart van kleurt.

Antwoord klaar? Nee, eerst nog even verder zoeken. Wat is dat voor stofje, dat E153? Het blijkt onder verschillende namen bekend te staan: actieve kool, plantaardige kool, carbon black, houtskool, Norit. Het is de as die overblijft als je plantaardige producten verbrandt. En ja, dat is dus heel zwart – je kunt er trouwens ook leuke tekeningen mee maken. Voor de zekerheid benaderde ik het Voedingscentrum. Klopte het dat E153 de zwarte kleur veroorzaakt, en is het niet schadelijk voor de gezondheid? Het antwoord kwam al een dag later: ja, het klopte, en het was veilig. Anders gaf de Europese autoriteit voor voedselveiligheid er tenslotte geen E-nummer aan.

Inmiddels had ik ontdekt dat het zwarte goedje in de Verenigde Staten niet is toegestaan. Hoe dat zo? Het Voedingscentrum wist het niet. Vraag maar aan de FDA, was hun antwoord. Zo gezegd, zo gedaan. In mijn beste houtskoolengels mailde ik mijn vraag. Een dag later kwam het antwoord.

The Food and Drug Administration’s (FDA) Food and Cosmetic Information Center (FCIC)/Technical Assistance Network (TAN) has prepared a response for case number 00060073.
Response: E153 is a color additive that is not approved for use in the U.S. A list of approved color additives can be found in the Color Additive Status List on the FDA website.

Daar had ik bar weinig aan. Het was niet meer dan een herhaling van mijn vraag. En welke kleurstoffen er dan wél waren toegestaan, liet me vrij koud. Voor meer informatie kon ik mailen naar de Colors Certification Branch, stond er nog bij. Die branch reageerde wat trager op mijn mail. Na een dag of vier stuurde ik er nog maar eens een mailtje achteraan: of ik wel bij de juiste club was beland. Dat was ik, schreven ze:

You sent the question to the correct mailbox. We prepared a response but it has to go through our media affairs office. 

Vlak daarna ontving ik inderdaad mail van de media affairs office. Wat voor soort verhaal schreef ik eigenlijk, en voor welke opdrachtgever? Braaf voorzag ik ze van antwoord. Er kwam nog een vraag: wanneer was mijn deadline? Inmiddels was ik reuze nieuwsgierig geworden naar het antwoord dat blijkbaar zo’n lange aanloop vergde. Wat werd hier in hemelsnaam onder de pet gehouden!? Eindelijk kwam dan het lang begeerde antwoord binnen, van inmiddels mijn vierde contactpersoon binnen de FDA.

The FDA is responsible for protecting the safety of the food supply. As part of that responsibility, the FDA evaluates the safety of color and food additives. If a food manufacturer wants to use a color or food additive that is not already permitted, the manufacturer first must submit to the FDA a food or color additive petition. The FDA has not received any food or color additive petitions for the use of vegetable carbon (or vegetable ash), and the FDA has not issued any food or color additive regulations allowing its use. Therefore, under the Federal Food, Drug, & Cosmetic Act, vegetable carbon is not an approved food or color additive. Manufacturers wishing to use vegetable carbon (or vegetable ash) in their products may submit a petition seeking authorization for a food or color additive use at any time.

Oké… dus houtskool in voedingsmiddelen is niet toegestaan in de VS, omdat nooit iemand gevraagd heeft of hij het in zijn product mocht stoppen. Het zou vast anders hebben gelegen als Amerikanen net zo dol waren op (trek)drop als Nederlanders. Een beetje teleurstellend was het antwoord wel. Maar ik ben toch maar weer mooi op reis geweest.