Heerlijk in de wacht

Fantastisch! Ik sta in de wacht. Niet telefonisch, maar gewoon, in real life. En dat ‘fantastisch’ is niet cynisch bedoeld – ik ben er oprecht blij mee. Mijn artikelen zijn af of ze wachten op correcties, mijn interviewafspraken zijn gemaakt maar haha, niet voor vandaag, mijn facturen zijn gemaakt en/of verstuurd en zelfs de btw-aangifte is de deur uit. Voor het eerste kwartaal van 2021! Dat nog niet eens voorbij is! En het is ook nog eens mooi weer! Even niets te doen hebben is heerlijk als je weet dat de volgende opdrachten al klaar staan en je je dus geen zorgen hoeft te maken.

Lente. Afbeelding van Jill Wellington via Pixabay

Deze ruimte in mijn agenda schept de mogelijkheid om lekker de zon in te gaan (deed ik vandaag al uitgebreid en zal ik morgen zeker weer doen), verder te schrijven aan mijn kinderboek dat al bijna vier jaar lang tergend traag in wording is, en om eindelijk weer eens een blogje te schrijven, het blogje dat je nu leest.

Misschien is het leuk om eens wat te delen over mijn werkzaamheden. Wat zeg je, niet!? Echt niet!?! Pech, ik doe het lekker toch. Zo schreef ik de afgelopen twee maanden voor ZonMw artikelen over diabetes (2x), darmbacteriën, epilepsie en multipel myeloom, plus drie over onderzoek naar SARS-CoV-2 (met o.a. Marion Koopmans). Verder verdiepte ik me onder meer in ervaringsdeskundigheid in de psychiatrie, virusonderzoek in het NKI, een medisch monitoringssysteem voor lage- en middeninkomenslanden (hou vol! hou vol! we zijn er bijna!), een zeldzaam deficiëntiesyndroom, aangeboren oogziekten, bestraling van uitzaaiingen in de lever, bloedplaatjestransfusies bij te vroeg geboren baby’s enzovoorts. Het meeste van wat ik de afgelopen maanden schreef is nog niet verschenen, maar wel dit verhaal in de Antoni over immuuntherapie. Als het goed is ploft bovendien vandaag of morgen de nieuwe Radar+ op de mat, themanummer ‘De man’, met daarin twee stukken van mij: eentje vol (on)ware vooroordelen over mannen en een portrettengalerij met zes heuse supermannen. Variërend van BN’ers tot een oudere meneer die zich met hart en ziel inzet voor het goede doel. De vorige editie van Radar+ draaide overigens juist om het thema ‘De vrouw’ en daarvoor schreef ik twee artikelen: een deels persoonlijk relaas over bèta/technische vrouwen, en een portrettengalerij met vijf technische vrouwen. Erg leuk om te doen allemaal. Verder zijn de eerste artikelen voor de volgende Transparant (20 april naar de drukker) binnen en geredigeerd, en last but not least (of misschien toch wel least…?) schreef ik zojuist een blogje. Nu nog een paar zinnen schrijven aan het kinderboek en dan weer vol goede moed met mondkapje op de Albert Heijn in.

Weer nieuwe artikelen

In mijn vorige bericht schreef ik nog dat ik mijn lezers niet met mijn medisch-specialistische artikelen wilde opzadelen, maar ik ben van gedachten veranderd. Eigenlijk vooral doordat ik op social media een commentaar kreeg op een artikel dat neerkwam op ‘ja ja, weer een deskundige, een medisch journalist. Nou, wat zal ze een studies gedaan hebben!’ Dit weekend plaatste ik bijna al mijn dit jaar gepubliceerde artikelen op mijn website. Niet alles is voor iedereen toegankelijk; een flink deel wel. Het overzicht is trouwens niet compleet. Ik schreef ook een opinie-artikel als ghostwriter – dat kan er natuurlijk niet op komen te staan. En een aantal artikelen is al wel af maar nog niet gepubliceerd – die volgen later dit jaar. Verder ontbreken er een paar KIJK Antwoordtjes van begin dit jaar (daarna ben ik met die rubriek gestopt), en de Transparanten die ik elk kwartaal produceer voor de Nederlandse Transplantatie Stichting staan er ook niet bij. Toch wel leuk om alles zo bij elkaar te zien staan, vond ik zelf 🙂 Afgezien van de layout dan, mijn WordPress-capaciteiten zijn helaas beperkt….

Artikelen toegevoegd

Een website heb je natuurlijk niet voor niets. De mijne dient vooral als visitekaartje en is over het algemeen weinig actueel. Soms zie ik dat andere journalisten (mijn kantoorgenoot Irene van den Berg bijvoorbeeld) wel actuele artikelen plaatsen en/of delen via social media. Die lees ik dan met graagte, en dan wil ik dat zelf opeens ook.

Op zich schrijf ik genoeg artikelen (in 2019 waren het er rond de 80). Maar het gros daarvan is alleen voor een klein publiek interessant. Aan de andere kant schrijf ik tegenwoordig vaak voor Radar+, en die artikelen zijn voor iedereen leesbaar. Dus zette ik de afgelopen week wat Radar+-artikelen online, en vooruit, ook nog één medisch-specialistisch verhaal voor MedNet Oncologie, in een bij voorbaat mislukte poging om de verhouding van publieks- en vaktijdschriften enigszins recht te doen. Zie mijn artikelen.

Jongens, lees toch eens méér dan die kop!

Het is een terugkomende ergernis, en eentje die me steeds vaker overvalt: mensen die niet verder lezen dan de kop. Je zou er nooit achter komen dat ze bestonden als er geen platforms waren als NuJij, Facebook of Twitter. Maar goed, ze lopen dus rond: mensen die alleen de kop van een bericht lezen en daar genoeg aan denken te hebben. Wat de schrijver bedoelt, op welke feiten of overwegingen die zicht baseert? Geen interesse, veel te lang om te lezen, pfff, vermoei me er niet mee. Klikken? Nooit van gehoord. Nee hoor, de reaguurder weet het allemaal zelf toch wel beter. Als een vechthond stort die zich op de mogelijkheid om met zijn eigen, ononderbouwde recht-voor-z’n-raap-weg ideeën te komen. Die lezer wil niets ontvangen, maar alleen zenden. Niet leren maar spuien.

Eigenlijk heb ik mezelf verboden om überhaupt te klikken op reacties op Nu.nl (‘NuJij’). Het levert me niets op, behalve een flinke portie boosheid en irritatie. Maar soms kan ik het niet laten. Ik zie er de grootste gedrochten voorbij komen (naast, gelukkig, ook wel ‘normale’ reacties). De irritatie komt eveneens opzetten als KIJK eens een door mij geschreven lezersvraag+antwoordje op Facebook deelt. Bijvoorbeeld: “Waarom blijven vrouwen niet gewoon langer vruchtbaar?” (Het antwoord lees je hier.) Maar dat antwoord leest de lezer natuurlijk niet. Die begint gewoon te typen, alsof hij zelf geacht wordt de vraag te beantwoorden. “Waarschijnlijk omdat we oorspronkelijk niet ontworpen zijn om ouder dan een jaar of 50 te worden”, denkt ene Patrick. “Precies. “Vroeger” ging je gewoon dood voor je 40e. Nu is dat wel anders”, sluit ene Arjen zich daar bij aan. Henny meldt dat ze gelukkig geen konijn is dat maar eindeloos doorfokt, en Eveliene ziet kans om haar medeleven te uiten met oudere moeders die door de maatschappij verketterd worden. Niemand van hen die het stukje gelezen heeft, gok ik.

Nou is dat nog tot daar aan toe. Dit is een onderwerp zonder consequenties. Erger wordt het wanneer mijn collega Irene een interview met een econoom publiceert in het AD, over de mogelijkheid om geldelijke beloning te bieden voor mensen die bij leven een nier willen doneren. Let wel: de mógelijkheid. Hij overweegt de mógelijkheid. Bij leven, uit vrije wil. Haar genuanceerde interview met voors en tegens en mogelijke oplossingen van de econoom voor morele bezwaren vangt op Twitter reacties als: “Dus ik ben automatisch donor en zullen zij mijn nier gaan verkopen aan de hoogste bieder die de centen heeft”, en “De elitevampiers staan al klaar om ja te zeggen. Pia is alweer nat geworden.” Of deze: “Geen donor worden dus!” Lekker dan. Op niets gebaseerde bangmakerij. Straks gaan mensen zich écht terugtrekken als orgaandonor (na de dood) en wordt mensen op de wachtlijst voor niets de kans ontnomen om een levensreddend orgaan te ontvangen.

Natuurlijk wil ik niemand verplichten om een artikel te lezen. Het kan gebeuren dat iets je niet interesseert. Dat is je goed recht, dan lees je het toch lekker niet. Maar als je niet weet waar het artikel over gaat, hou dan ook gewoon je mond. Jammer dat de doelgroep die ik met dit stukje voor ogen heb deze zin nooit zal bereiken.

Dit is waarom Wordfeud het woord ‘lins’ niet goedkeurt

Oké, ik geef toe: een enorm effectief klikaasje zal dit niet zijn. Hooguit voor een heel beperkte doelgroep, namelijk het minuscule deel van de Wordfeuders dat na de hype van vele jaren terug trouw is blijven doorleggen (hm, dit woord roept minder prettige associaties op).

Ik zal maar niet langer dralen met het antwoord: het enkelvoud van ‘linzen’ is niet ‘lins’, maar ‘linze’. Misschien wist iedereen het allang, maar zelf was ik uiterst verbaasd toen ik het net per toeval ontdekte. De linze, hoe mooi kan het zijn.

Rekenen

De fietsroute naar mijn werkplek aan de Westersingel is me na anderhalf jaar zo vertrouwd geworden dat ik die op de automatische piloot afleg (met dien verstande dat ik wel gewoon moet trappen). Dus dwalen mijn gedachten meestal van her naar der terwijl ik fiets. Vanochtend legde ik mezelf een aantal rekensommetjes voor. Bijvoorbeeld: 33 x 37. Niet heel moeilijk, zou je zeggen. Maar dat valt tegen. Ik begin met 30 x 37. Dat is dus eerst 30 x 30, oftewel 900. Dan komt daar die 30 x 7 nog bij – dat is 210. Waar moest ik dat ook alweer bij optellen? Oh ja, bij 30 x 30. 900 dus. Dus dat wordt 900 plus eh… even denken. 30 x 7 moest ik hebben. 210. 900 plus 210, dat wordt 1110. Welke som was ik ook alweer aan het uitrekenen? Oh ja, 33 x 37. 30 x 37 hadden we net gehad, nu dus 3 x 37. Dat is 90 plus 21, maakt 111. Oh ja, logisch: daarnet had ik 1110. Nu nog optellen. 111 + 1110 is… 1210… 1220 … 1221. Welke som had ik ook alweer uitgerekend!? Ik kan niet wachten om mijn mobiel erbij te pakken om mijn uitkomst te checken. Sterker nog: al vanaf het allereerste moment moest ik me beheersen om niet van de fiets te stappen en het sommetje simpelweg voor me te láten uitrekenen. Maar dat was niet de bedoeling: ik wilde juist mijn geheugen trainen.

Hoe ouder je wordt, hoe slechter je geheugen. Nu was mijn geheugen altijd al vrij slecht. Naar sleutels en tassen zocht ik als kind al om de haverklap (in dingen-niet-kwijtraken ben ik trouwens eerder beter dan slechter geworden, een kwestie van regelmatig op je bek gaan), gezichten onthouden lukte me nooit zo goed, en bij het uit mijn hoofd leren van pi kwam ik zelfs als frisse achttienjarige natuurkundestudente niet verder dan 10 decimalen. Met moeite.

Een deel van mijn vergeetachtigheid, en ongetwijfeld die van anderen, is natuurlijk te wijten aan gebrek aan interesse. De cijfertjes van pi vind ik nu eenmaal niet zo interessant, en er zit trouwens ook geen enkele logica in (pi is een doodnormaal getal). Domweg stampen dus. Teksten en melodieën onthouden lukt me stukken beter. Zo zijn er een stuk of wat zenuwcellen in mijn hersenen waarschijnlijk voor de rest van mijn leven in beslag genomen door Sonnet 18 van Shakespeare. Compleet nutteloos, al ik wil ik het in aangeschoten toestand nog wel eens declameren. Maar verder… zelfs mijn eigen herinneringen zijn sterk aan verval onderhevig. Soms weet ik van een gebeurtenis van een jaar geleden al niet meer of die wel echt heeft plaatsgevonden. En “Wie vertelde ook alweer over muizen die een nestje maakten in de afwasmachine? Was dat Joost?” vroeg ik gisteren. Het bleek mijn schoonzus, krap anderhalve week geleden. Vakantiebestemmingen: “Zijn we hier niet al eens geweest…?” En toen ik afgelopen meivakantie het boek Datumloze dagen van Jeroen Brouwers las, besefte ik me pas ruim over de helft dat ik het boek al eens gelezen had. De trigger was een scène waarin de hoofdpersoon in het bos per ongeluk een filmploeg treft die daar een pornofilm opneemt. De bewuste scène maakte blijkbaar meer indruk op me dan het gehele tragische relaas van een verstoorde band tussen vader en zoon. Daarna neuriede ik vertwijfeld It’s all coming back to me now – zonder woorden, al had ik die wellicht wel uit een hersengebiedje kunnen opdiepen.

Misschien komt het door mijn inherent slechte geheugen dat ik tot mijn veertigste weinig achteruitgang bemerkte: mijn leeftijdgenoten klaagden er al jaren over, maar dat geheugen van mij bleef min of meer hetzelfde. Tot op het moment dat ik zoiets als mijn ‘biologische geheugenleeftijd’ bereikte. Daarna haakte ik aan bij de rest en sinds een paar jaar verslechtert mijn geheugen gezellig mee. Nou ja, gezellig… eerder irritant. Vorige week beleefde ik een persoonlijk dieptepunt tijdens het uittypen van een interview dat niet echt in mijn straatje paste, iets met kwaliteitsindicatoren. Veel liever schrijf ik over medisch onderzoek, of interview ik patiënten over hun ziekte, maar de meer beleidsmatige onderwerpen interesseren me weinig. Om die reden had ik het interview ook opgenomen: ik vermoedde al dat het me niet zou lukken om alles te noteren. Het bleek nog erger: zelfs het uittypen was een ramp. Keer op keer moest ik zinnen terugspoelen, omdat ik aan het eind van de zin alweer vergeten was wat mijn interviewkandidaat gezegd had. Dramatisch slecht, en heus niet alleen door gebrek aan interesse: dit ging ook écht slechter dan vroeger, zuivere geheugenkracht ontbrak volledig. (Met het artikel kwam het gelukkig wel allemaal goed, kwestie van volhouden.)

Al fietsend rekende ik verder. 28 x 56 was de nieuwe uitdaging. Eerst maar eens 20 x 56. Dat is 1000 plus 120, 1120 dus. Nu de rest. Wat rekende ik ook alweer uit? 26 x 58? Nee wacht, het was 28 x 56. Verbeten trappend zette ik door. Dan volgde nu 8 x 56. Dat is 400 plus 48, 448 dus. Optellen bij… wat was het? Nog maar eens vanaf het begin. 20 x 56 … Enzovoorts. Maar ik kwam er wel. En ik kwam er steeds sneller, van sommetje tot sommetje. Mijn rekenen ging vooruit! Dat geheugen van mij was blijkbaar nog niet reddeloos verloren. Eenmaal op mijn werk checkte ik mijn uitkomsten (dat wil zeggen, de twee die ik had weten te onthouden). Ze klopten. Tevreden over mijn vooruitgang installeerde ik een app op mijn mobiel waarmee je hoofdrekenen kunt oefenen, met een tijdmeting erbij. Nu heb ik de rollen dus omgedraaid: voortaan zet mijn mobiel mij aan de geheugentraining, in plaats van dat ik mijn geheugenfunctie aan mijn mobiel uitbesteed.

De bekeerlinge

Heilige koeDaar loopt ze, met haar logge, waggelende lijf: de koe. Deze koe trof het goed. Ze werd niet geboren op een Nederlandse boerderij, waar haar leven louter had bestaan uit rondgrazen in een weide, af en toe onderbroken door een gang naar de melkmachine die haar ruw bij haar overspannen spenen greep. Deze koe had het geluk — of was het karma? — om ter wereld te komen in juist dat ene land op aarde waar zij als heilig wordt beschouwd: India. Hoewel de koe zelf niet gelovig is, draagt ze het hindoeïsme een warm hart toe. Dankzij dit geloof mag zij tenslotte lopen waar ze wil, stappen mensen nederig uit de weg als zij zich door de massa baant en geven ze haar regelmatig te eten. De meer frivole gelovigen versieren haar hoorns zelfs met vrolijk gekleurde bloemetjes, zodat zij zich bijna een prinsesje voelt. Ze zou er het liefst een elegante sari en hoge hakken bij dragen, maar dat is met haar figuur helaas niet haalbaar. lees verder

Dit is waarom je basilicumplant doodgaat

Basilicumplantje in goeden doenVoor ik het antwoord geef, eerst even dit: steeds meer titels van berichten op het internet beginnen met ‘Dit is waarom…’. Dat werkt als een tierelier, je móet er haast wel op klikken. Zeg eens eerlijk, klik jij ook niet liever op Dit is waarom je basilicumplant doodgaat dan op Waarom gaat je basilicumplant dood? De eerste formulering pretendeert je voor eens en voor altijd uit de stervende-basilicumplanten-hel te halen, de tweede roept hooguit wat verwondering op. Ik vraag me af wanneer het tot klikken overredende effect van deze formulering weer uitgewerkt zal zijn. Bij mij ontstaat er al wat ergernis.

Maar goed. Beloofd is beloofd: je basilicumplant gaat dood doordat je hem van bovenaf water geeft. Dan wordt de aarde nat en gaat schimmelen, kleine vliegjes vinden er een toevluchtsoord en je plantje gaat dood. De oplossing: zet het plantje (in z’n plastic potje met gaten) op een schoteltje of in een schaaltje, en geef voortaan alleen nog maar water van onderaf. Wel regelmatig doen natuurlijk, anders sterft je basilicumplant gewoon alsnog. Dit was waarom.

Een jaar in cijfers

Nu het 31 december is en mijn eerste volledige jaar als zelfstandige erop zit, leek het me leuk om eens te gaan tellen. Wat heb ik nu eigenlijk gedaan dit jaar? Ik was zelf wel benieuwd.

Nou, daar komt ie – met enig voorbehoud wegens mijn soms helaas gebrekkige administratie. Het zal in werkelijkheid eerder iets meer zijn dan iets minder.
In 2016 schreef ik 55 artikelen, 25 pers/nieuwsberichten, 24 antwoorden op lezersvragen, 4 teksten voor animaties en 3 sinterklaasgedichten in opdracht (wegens drukte deed ik niet aan acquisitie). Ik verbouwde/redigeerde in opdracht 8 lange teksten en 1 oratie, coördineerde en eindredigeerde 2 nummers van het tijdschrift Transparant en een kwart nummer van Hemato-oncologie (dat is niet af, verschijnt pas in februari). Turven in mijn Google-agenda leerde me dat ik in totaal 116 mensen interviewde, live of telefonisch, wat ik zelf best een indrukwekkend aantal vond voor een parttimer. Sommige mensen interviewde ik gezamenlijk, een enkeling sprak ik 2 keer (ze zijn dan dubbel meegeteld – het aantal unieke personen ligt rond de 110, schat ik). Sommige interviews duurden maar 10 minuten, met anderen zat ik wel 1,5 uur te praten. De jongste interviewkandidaat die ik sprak was 25, de oudste een 104-jarige non. Ik heb wel het idee dat ik mijn kennis wat verbreed heb dankzij al die mensen die ik sprak, al zal natuurlijk lang niet alles blijven hangen in mijn verre van feilloze geheugen. Veel dank in ieder geval aan alle mensen die me te woord wilden staan, mijn opdrachtgevers die me hun opdrachten toevertrouwden, mijn collega’s die me gezelligheid boden én met wie ik deels samenwerkte, en de journalisten en fotografen die ik zelf als eindredacteur inschakelde.

Zo, en nu ben ik uitgeteld. Vanavond nog even achteruit tellen, van 10 naar 0, en dan beginnen we met frisse moed aan een nieuw jaar. Alle (? eh… 3?) lezers van mijn blog wens ik alvast een stralend mooi 2017 toe!